Begroting en verantwoording

1. Groen, Waterrijk en Schoon

Inleiding

Voor een groen, waterrijk en schoon Zuid-Holland

Water
De opgave om Zuid-Holland te beschermen tegen overstromingen en wateroverlast blijft onverminderd van kracht. Daarnaast vraagt de noodzaak voor een goede kwaliteit en kwantiteit van het grond- en oppervlaktewater om voortdurende inzet van de provincie en andere overheden. Om burgers bewust te maken van actuele vraagstukken zoals bodemdaling en waterbeschikbaarheid, trekken de provincie en waterschappen gezamenlijk op.

Bodemdaling
Bodemdaling is een substantiële opgave in Zuid-Holland. Ruim een kwart van de provincie bestaat uit veengronden die gevoelig zijn voor bodemdaling en circa driekwart bestaat uit slappe veen- of kleigronden die gevoelig zijn voor zettingen. Bodemdaling heeft grote gevolgen voor woningen, landbouw en de aanleg en het onderhoud van infrastructuur. De provincie wil de gevolgen van bodemdaling voor de toekomst zichtbaar en bespreekbaar maken en handelingsperspectief voor de toekomst (helpen) bieden. Deze ambitie is vertaald in het programma Bodemdaling.

Groen
Het sleutelwoord bij het inrichten van onze groene leefomgeving is participatie. Niet langer meer de provincie als betalend en bepalend, maar een provincie die samen met alle belanghebbenden werkt aan een duurzame toekomst voor natuur en landschap in Zuid-Holland.
Voldoende mogelijkheden voor de beleving van en ontspanning in het groen blijven belangrijk voor het leef- en vestigingsklimaat van Zuid-Holland. Er is sprake van een accentverschuiving naar het beter beleefbaar maken en beter benutten van bestaande recreatievoorzieningen. De inzet op de realisatie en het beheren van het Natuurnetwerk Nederland, wat onder meer moet leiden tot het stoppen van de teruggang in de biodiversiteit, wordt voortgezet. Zuid-Holland streeft naar verduurzaming van de landbouw- en voedselketen. De provincie stelt daarom financiële ondersteuning beschikbaar voor proeftuinen, waar de provincie samen met koplopers in de voedselketen duurzame landbouw uitprobeert en ontwikkelt.

Schoon
Economische, ruimtelijke, groene en mobiliteitsambities kunnen alleen vorm krijgen wanneer zij voldoen aan wettelijke eisen inzake de kwaliteit van het milieu, in het bijzonder luchtkwaliteit, geluid en externe veiligheid. De provincie blijft, samen met andere overheden, onverminderd werken aan een gezond(er) en veilig(er) leefmilieu.
Door uitvoering van het Europese project Clean Inland Shipping (CLINSH) zetten Gedeputeerde Staten zich samen Europese partners in om de luchtkwaliteit in stedelijke gebieden te verbeteren door emissiereductie in de binnenvaart te versnellen.
De provincie wil een schonere bodem realiseren door de aanpak van de spoedlocaties en herontwikkeling van overige locaties met bodemverontreinigingen.

Doelen en taken

Programma 1. Groen, Waterrijk en Schoon

Doel 1.1 Duurzaam beschermd tegen overstromingen en wateroverlast

Wat willen we bereiken?

Met dit doel wordt beoogd het volgende te bereiken:

  • Overstromingen en wateroverlast worden voorkomen met preventieve maatregelen, passend bij de gewenste ruimtelijke en economische ontwikkeling van Zuid-Holland
  • Zuid-Holland is waterrobuust ruimtelijk ingericht, zodat bij overstromingen en wateroverlast de gevolgen zo klein mogelijk zijn

De provincie wil de Zuid-Hollandse gebieden beschermen tegen overstromingen en de gevolgen van overstromingen en wateroverlast zoveel mogelijk beperken. Dit is van essentieel belang voor de kwaliteit van de woon- en leefomgeving en voor het vestigingsklimaat. De bescherming realiseren we met combinaties van preventieve en gevolgenbeperkende maatregelen die passen bij de ruimtelijke en economische ontwikkeling van Zuid-Holland.

Trends en ontwikkelingen

De opgave om Zuid-Holland te beschermen tegen overstromingen en wateroverlast wordt de komende decennia groter door de effecten van klimaatverandering (zeespiegelstijging en toenemende extreme neerslag), bodemdaling en toenemende druk op de beschikbare ruimte. De Deltabeslissingen en het Deltaprogramma spelen hier op in en zijn er op gericht dat Nederland in 2050 (zo goed mogelijk) klimaatbestendig en waterrobuust is ingericht. Ook moet in 2050 bereikt zijn dat iedereen achter een dijk of duin een basisveiligheid tegen overstromingen heeft. Waterkeringen die nu al het gewenste beschermingsniveau bieden, worden op orde gehouden. Waar de waterkeringen een hoger beschermingsniveau moeten bieden, vindt dijkversterking of rivierverruiming plaats. Om dit te realiseren zijn onder andere gebiedsgerichte strategieën ontwikkeld, waarin preventieve maatregelen, gevolgenbeperkende maatregelen en rampenbestrijding worden gecombineerd. Ook is er een interbestuurlijke afspraak gemaakt over ruimtelijke adaptatie die inhoudt dat overheden klimaatbestendigheid en waterrobuust inrichten vóór 2020 integreren in hun eigen beleid en handelen.

Wat gaan we doen om dit doel te bereiken?

Beleidstheorie

Het Rijk, de provincies, waterbeheerders en gemeenten werken samen aan waterveiligheid om de toenemende gevolgen van een overstroming vanuit zee, rivieren of door hevige regenval te beperken. De watersnoodramp van 1953 had enorme schade tot gevolg (1836 slachtoffers, 100.000 mensen verloren hun huis, tienduizenden dieren verdronken). In 1995 werden 250.000 mensen geëvacueerd omdat de rivierdijken op doorbreken stonden. Sindsdien wordt waterveiligheid gerealiseerd met dijkversterkingen en rivier verruimende maatregelen. Door de klimaatverandering nemen de hoogwaterstanden de komende decennia verder toe. Bovendien zijn de gevolgen van een overstroming nu nog groter dan 50 jaar geleden. Er wonen nu meer mensen in Nederland, dus bij een overstroming zullen er meer slachtoffers zijn. Bijna 60% van Nederland kan onder water komen te staan. In dat gebied liggen ook de grootste steden en economische clusters.
Om deze te beschermen kunnen we echter niet decennia lang doorgaan met dijkversterkingen: deze zijn zeer kostbaar en hebben een enorme impact op de ruimtelijke kwaliteit. Ook is bij een (dreigende) overstroming de tijdige evacuatie van 3,5 miljoen mensen uit de Randstad niet haalbaar. Door klimaatverandering neemt ook de schadelast voor overheden (infrastructuur), bedrijven (glastuinbouw) en particulieren toe. De neerslagschade voor (bijvoorbeeld) particulieren bedraagt nu circa € 90 mln per jaar en kan in het meest ongunstige klimaatscenario met 139% stijgen. De keuze voor binnenstedelijke verdichting heeft invloed op wateroverlast in het stedelijk gebied door het toenemende bebouwde en verharde oppervlak. Tegelijkertijd bieden ruimtelijke ontwikkelingen kansen voor adaptatie door meervoudig ruimtegebruik.

De provincie kiest daarom voor een duurzame bescherming tegen overstromingen door het (beter) verbinden van de thema’s waterbeheer en ruimtelijke ordening. De provincie streeft hierbij naar een kosteneffectieve, gebiedsgerichte aanpak om de gevolgen van een overstroming te beperken. De provincie voert de gebiedsgerichte strategieën uit van het Deltaprogramma Rijnmond-Drechtsteden en Deltaprogramma Rivieren in regionale programma's. De provincie werkt hierbij samen met regionale partijen door o.a. te participeren in de Stuurgroepen en heeft het trekkerschap van het MIRT Onderzoek Alblasserwaard. Voor het vergroten van de klimaatbestendigheid en de waterrobuustheid sluiten we aan op de dynamiek van de stedelijke omgeving en op andere (gebieds)agenda’s. In de Visie Ruimte en Mobiliteit worden bijvoorbeeld mogelijkheden gegeven voor de benutting van de ondergrond voor ondergrondse waterberging voor de gietwatervoorziening in de tuinbouw.

Programma 1. Groen, Waterrijk en Schoon

Taak 1.1.1 Realiseren waterveiligheid en voorkomen wateroverlast

Toetsen dijkversterkingsplannen

De provincie is verantwoordelijk voor de goedkeuring van verbeteringsplannen voor primaire waterkeringen (dijkversterkingsplannen) van de waterschappen. Daarbij bepaalt de provincie of de landschappelijke, natuur- en cultuurwaarden in het plan voldoende zijn meegenomen en of de ruimtelijke kwaliteit niet wordt aangetast. Op deze manier draagt de provincie bij aan een goede landschappelijke inpassing van een dijk. De provincie is ook bevoegd gezag wanneer voor een dijkversterkingsplan een Milieueffectrapportage (MER) opgesteld moet worden. Ook coördineert de provincie de juridische procedure van de uitvoeringsvergunningen en de inspraak. Op deze manier zorgt de provincie er voor dat inbreng van belanghebbenden en milieueffecten een volwaardige plaats in de besluitvorming krijgen.

Actualiseren overstromingsrisicokaarten

De provincie is de kennisleverancier van de overstromingsrisicokaarten die op grond van de Europese Richtlijn Overstromingsrisico's (EU-ROR) publiek beschikbaar moeten zijn. De kaarten worden door de provincie actueel gehouden en één keer per zes jaar aan de Europese Commissie gerapporteerd. Met de kaarten worden onder andere de regionale gevolgen van een overstroming in beeld gebracht. Deze kennis wordt ingezet bij de normering van regionale keringen en bij de ontwikkeling van ruimtelijk beleid om de gevolgen van een overstroming te beperken.

Kaderstelling regionaal watersysteem

De provincie stelt normen vast voor de bergings- en afvoercapaciteit van het regionale watersysteem. Deze normen zijn gebiedsspecifiek en afhankelijk van het type grondgebruik. De mogelijke schade als gevolg van wateroverlast door onvoldoende berging en/of afvoer bepaalt de norm. De waterschappen voeren de maatregelen uit die nodig zijn voor het halen van de norm.

Kaderstelling regionale keringen

De provincie stelt de veiligheidsnormen vast voor de regionale keringen. Op basis van deze normen voeren de waterschappen beheer en onderhoud uit aan de keringen. De nieuwe landelijke normen voor waterveiligheid, de klimaatscenario’s en het voortschrijdend inzicht over bodemdaling en de stabiliteit van veendijken zijn aanleiding om de veiligheidsnormen te herzien. In 2030 moeten alle regionale keringen aan de (herziene) veiligheidsnormen voldoen.

Prestatie-indicatoren (= output- en procesindicatoren)

Omschrijving

Nulmeting

2017

2018

2019

2020

1.1.1.1

Aantal kilometer genormeerde regionale keringen per jaar

2.065

50

50

50

50

1.1.1.2

Aantal getoetste dijkversterkingsplannen primaire keringen per jaar

3

2

2

2

2

Toelichting prestatie-indicator(en)

1.1.1.1: De waarden zijn streefwaarden, jaarlijks worden met andere provincies en waterschappen afspraken gemaakt over de realisatie voor het opvolgende jaar.
1.1.1.2: De waarden zijn streefwaarden, het aanbod van dijkversterkingsplannen wordt bepaald door de jaarlijkse prioritering van dijkversterkingen in het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP).

Programma 1. Groen, Waterrijk en Schoon

Taak 1.1.2 Stimuleren van klimaatadaptatie

In het Hoofdlijnenakkoord 2015-2019 heeft de provincie aangegeven samen met betrokkenen nader invulling te willen geven aan de ambitie voor een meer klimaatbestendige inrichting van het stedelijk en landelijk gebied. De provincie werkt hierin samen met gemeenten en waterschappen. Hiermee geeft de provincie invulling aan de intentieverklaring Ruimtelijke Adaptatie, die de provincies in oktober 2014 hebben onderschreven. De provincie zal:

  • bevorderen dat klimaatadaptatie een integraal onderdeel is van duurzame stedelijke ontwikkeling;
  • bij gebiedsontwikkeling de toepassing van maatregelen stimuleren om de klimaatbestendigheid te vergroten;
  • gemeenten faciliteren met kennis en advies op het gebied van klimaatbestendige inrichting van het stedelijk gebied.

Programma 1. Groen, Waterrijk en Schoon

Taak 1.1.3 Bevorderen van een waterrobuuste ruimtelijke inrichting

Voor het beperken van de gevolgen van een overstroming en van wateroverlast stimuleert de provincie een waterrobuuste ruimtelijke inrichting. Hierbij wil de provincie ook rekening houden met evacuatiemogelijkheden en met de bescherming van vitale en kwetsbare functies. Hiervoor is een integrale aanpak nodig vanuit het waterveiligheidsdomein en het ruimtelijk ordening domein via de meerlaagse veiligheid benadering.

Beleid ruimtelijke adaptatie

In de Deltabeslissing Ruimtelijke Adaptatie hebben Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen afgesproken dat waterrobuust inrichten in 2020 integraal onderdeel is van beleid en handelen. Om invulling te geven aan deze ambitie gaat de provincie beleid voor Ruimtelijke Adaptatie uitwerken en uitvoeren, gericht op het integraal meewegen van waterrobuustheid bij ruimtelijke plannen.

Onderdeel van het beleid voor Ruimtelijke Adaptatie is de aanpak van vitale en kwetsbare functies, zoals energie, ICT, drinkwater en het wegennet. Het Rijk zorgt ervoor dat de nationale vitale en kwetsbare functies uiterlijk in 2050 beter bestand zijn tegen overstromingen. De provincie heeft een rol in de beleidsuitwerking voor de vitale en kwetsbare functies op het regionale schaalniveau.

Programma 1. Groen, Waterrijk en Schoon

Doel 1.1 Duurzaam beschermd tegen overstromingen en wateroverlast

Effectindicatoren

Toelichting effectindicator(en)

De voortgang van dit doel wordt gerapporteerd via een monitoringrapportage. Deze wordt samengesteld uit provinciale gegevens over het beleid rond meerlaagse veiligheid / overstromingen, wateroverlast, droogte en hittestress. De rapportage wordt opgezet volgens de systematiek van de landelijke monitoringrapportage Ruimtelijke Adaptatie van het Deltaprogramma. Dit houdt in dat de scores inzicht geven hoe ver de provincie is met beleidsontwikkeling, of dit voldoende is om de doelen te halen en in hoeverre de ontwikkelde instrumenten (watertoets, kennisportaal, stimuleringsprojecten) toereikend zijn. Verder wordt in deze monitoringrapportage ook de voortgang van GS-taak 1.1.3. bijgehouden. Hiervoor komt geen aparte begrotingsindicator.

Programma 1. Groen, Waterrijk en Schoon

Doel 1.1 Duurzaam beschermd tegen overstromingen en wateroverlast

Wat mag dat kosten voor het doel?

Exploitatie
(bedragen x €1.000)

Jaarrekening 2015

Begroting 2016 na VJN

Begroting 2017

Raming 2018

Raming 2019

Raming 2020

DOEL 1-1 Duurzaam beschermd tegen overstromingen en wateroverlast

Lasten

3.816

4.889

3.363

3.209

3.015

2.913

Baten

646

537

492

492

300

300

Totaal saldo van baten en lasten

-3.170

-4.351

-2.870

-2.717

-2.715

-2.613

Programmareserves

#Ontwikkelingsplan Water

0

0

0

0

0

Decentralisatieakkoord natuur

-111

0

0

0

0

0

Groene ambities

0

150

0

0

0

IRP Delflandse kust

0

0

0

0

0

Programmamanagement Kustontwikkeling

1

100

100

100

100

0

Zandmotor

25

200

200

200

200

200

Zwakke schakels

373

0

0

0

0

0

+ Bijdrage uit reserve

288

300

450

300

300

200

Zandmotor

0

0

0

0

0

- Storting in reserve

0

0

0

0

0

0

Resultaat

-2.882

-4.051

-2.420

-2.417

-2.415

-2.413

Toelichting meerjarenraming

Vanwege de wijzigingen van het BBV is het niet meer toegestaan om overhead naar de doelen binnen de programma’s door te belasten. Dit betekent dat de bedragen voor overhead uit de doelen verwijderd zijn en centraal gepresenteerd worden. Voor dit doel gaat het om een bedrag van € 1,6 mln in 2017. Daarna blijven de begrote apparaatslasten ad € 1 mln in dit doel gelijk tot en met 2020.

Programma 1. Groen, Waterrijk en Schoon

Doel 1.2 Goede kwaliteit en kwantiteit grond- en oppervlaktewater

Wat willen we bereiken?

Met dit doel wordt beoogd het volgende te bereiken:

  • Evenwicht tussen beschikbaarheid en vraag zoetwater, met de voorkeursstrategieën uit het Deltaprogramma als leidraad
  • Voldoende drinkwatervoorzieningen en drinkwatervoorraden (kwalitatief en kwantitatief)
  • Alle Kader Richtlijn Water (KRW)-grondwaterlichamen in 2027 in goede toestand (kwantitatief en kwalitatief)
  • Alle KRW-oppervlaktewaterlichamen in 2027 in goede toestand (kwalitatief)
  • Grond- en oppervlaktewater in Natura 2000 gebied voldoet aan eisen van natuurdoelen (kwalitatief en kwantitatief)
  • Voldoende veilige en kwalitatief goede zwemwaterlocaties
  • Omgaan met veenbodemdaling (stoppen, remmen of loslaten)

Trends en ontwikkelingen

De provincie zet zich, samen met waterschappen en drinkwaterbedrijven, in voor voldoende beschikbaarheid en aanvoer van zoetwater voor mens, dier, natuur, landbouw en industrie. De vraag naar water hangt af van de temperatuur (klimaat) en de structuur en omvang van de economie (economische groei beïnvloedt de vraag).
Naast de beschikbaarheid is de kwaliteit van het water van belang. Deze wordt vooral beïnvloed door emissies. De waterkwaliteit verbetert langzaam als gevolg van alle maatregelen die zijn genomen, echter in de beoordeling van de waterkwaliteit (volgens de huidige KRW-systematiek) is de slechtst scorende parameter bepalend. De  vooruitgang is daarom in de monitoringrapportages nauwelijks zichtbaar.

Klimaatverandering en bodemdaling kunnen leiden tot verzilting en daarmee tot verminderde beschikbaarheid van zoetwater in Zuid-Holland. Ook ingrepen in het watersysteem van Zuid-Holland kunnen hierop van invloed zijn.

De gevolgen van bodemdaling verschillen sterk per gebied. De effecten van bodemdaling werken door op verschillende beleidsterreinen:

  • waterkwaliteit, -veiligheid en - overlast;
  • natuur-, archeologische-, (veenweide)landschapswaarden;
  • infrastructuur (wegen, gebouwen, leidingen);
  • leefbaarheid gebieden en productiviteit van grond.

Wat gaan we doen om dit doel te bereiken?

Beleidstheorie

Een goede kwaliteit en kwantiteit van grond- en oppervlaktewater zijn belangrijk voor het leef- en vestigingsklimaat van Zuid-Holland. Immers, voldoende water van goede kwaliteit is nodig voor natuur, landbouw, industrie, de bereiding van drinkwater en de leefbaarheid in het algemeen. Goede kwaliteit en kwantiteit van grond- en oppervlaktewater en het omgaan met bodemdaling zijn brede doelen waarvoor alle overheden een verantwoordelijkheid hebben. De provinciale rollen en taken volgen uit de wet, de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en afspraken in het Deltaprogramma.

Programma 1. Groen, Waterrijk en Schoon

Taak 1.2.1 Bijdragen aan bereiken evenwicht tussen beschikbaarheid en vraag zoetwater en uitvoeren voorkeursstrategieën uit het Deltaprogramma

Zoals in het Deltaprogramma is afgesproken neemt de provincie het initiatief voor het opstellen van (zoetwater) voorzieningenniveaus, thans ‘waterbeschikbaarheid’ genoemd. Dit doet de provincie in samenwerking met andere overheden en gebruikers. De waterbeschikbaarheid wordt uitgewerkt op gebiedsniveau, voor gewone en extreme omstandigheden. Zuid-Holland heeft hiervoor pilots gestart. In 2018 zal het Deltaprogramma Zoetwater een evaluatie uitvoeren en op basis van die evaluatie worden nadere afspraken gemaakt.
In de voorkeursstrategieën van het Deltaprogramma zijn voor de verschillende gebieden maatregelen voorgesteld. Met deze maatregelen wordt de aanvoer van zoetwater robuuster. Voor de uitvoering zijn en worden bestuursovereenkomsten opgesteld. Voor het Grevelingen en Volkerak-Zoommeer zijn in de concept Rijksstructuurvisie maatregelen beschreven om te komen tot een betere waterkwaliteit. Een goede waterkwaliteit is nodig voor recreatie en is positief voor de regionale economie. Daarom heeft de provincie Zuid-Holland € 10 mln beschikbaar gesteld en dit toegezegd in de bestuursovereenkomst ontwikkeling Grevelingen en Volkerak-Zoommeer.
Verder zet de provincie onder andere voor de land- en tuinbouw in op zelfvoorzienendheid en innovatie. In de vorige collegeperiode zijn pilots gestart voor duurzame gietwatervoorziening, deze worden gecontinueerd. Daar waar zich kansen voordoen kunnen nieuwe pilots worden gestart (mits deze passen binnen de provinciale doelstellingen).

Toelichting prestatie-indicator(en)

Provinciale Staten worden jaarlijks geïnformeerd over de voortgang van het Deltaprogamma, mede op basis van rapportages aan de Tweede Kamer. Reden is dat de realisatie van de zoetwaterstrategie geschiedt in het kader van het Nationale Deltaprogramma, in samenwerking met andere overheden en gebruikers van zoet water. Daarin zit een sterke afhankelijkheid van deze andere partijen, bijvoorbeeld waterschappen en Rijk.

Programma 1. Groen, Waterrijk en Schoon

Taak 1.2.2 Beschermen van drinkwaterbronnen

De provincie is verantwoordelijk voor het op lange termijn kunnen garanderen van een goede kwaliteit en kwantiteit van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening. Aanvullend  op de in de Provinciale Milieu Verordening vastgelegde gebieden, wijst de provincie daartoe gebieden aan als algemene strategische zoetgrondwatervoorraad. Verder werkt de provincie samen met belanghebbende partijen in de gebieden rondom drinkwaterwinningen om deze te beschermen en onze voorraad schoon drinkwater zorgvuldig te beheren. In het stroomgebiedbeheerplan 2010-2015 (SGBP1) zijn hiervoor gebiedsdossiers drinkwaterbescherming opgesteld. In het SGBP2 (2016-2021) zal de provincie regie voeren op de uitvoering van de benodigde maatregelen. Dit betreft specifiek voor drinkwaterwinningsgebieden 5 maatregelen: 4 ruimtelijke maatregelen (functiewijziging) en 1 onderzoek.

Prestatie-indicatoren (= output- en procesindicatoren)

Omschrijving

Nulmeting

2017

2018

2019

2020

1.2.2.1

Aantal afgeronde maatregelen in drinkwaterwinningsgebieden (zoals vastgelegd in het SGPB voor 2016-2021)

0

4

5

5

5

Programma 1. Groen, Waterrijk en Schoon

Taak 1.2.3 Kaderstelling, uitvoering en monitoring KRW-grondwater- en oppervlaktewaterlichamen

Vanuit de KRW en de Waterwet is de provincie verantwoordelijk voor het aanwijzen van KRW-waterlichamen voor grond- en oppervlaktewater, het vaststellen van waterkwaliteitsdoelen en de momenten van doelbereik. Fysieke waterkwaliteitsmaatregelen voor oppervlaktewater worden uitgevoerd en gefinancierd door waterschappen.

De provincie is expliciet verantwoordelijk voor het bereiken en behouden van ‘een goede toestand’ van het grondwater. De provincie stelt iedere zes jaar de stroomgebiedsopgave vast en onderhoudt de grondwatermeetnetten, zodat de kwantitatieve en kwalitatieve toestand van het grondwater kan worden getoetst.
In de SGBP’s voor de periode 2016-2021 zijn voor de provincie Zuid-Holland in totaal 283 maatregelen opgenomen (exclusief signaleringsonderzoeken).

Prestatie-indicatoren (= output- en procesindicatoren)

Omschrijving

Nulmeting

2017

2018

2019

2020

1.2.3.1

Aantal provinciale Europese Kaderrichtlijn Watermaatregelen dat per 31-12 is afgerond (zoals vastgelegd in het SGBP voor 2016-2021)

0

100

150

200

200

Programma 1. Groen, Waterrijk en Schoon

Taak 1.2.4 Beleidsvorming en gebiedsafspraken maken over veenbodemdaling

Het college heeft het omgaan met bodemdaling als opgave benoemd in het hoofdlijnenakkoord.
Bodemdaling is een langzaam proces met op termijn ingrijpende consequenties. De lange termijndimensie biedt mogelijkheden voor een geleidelijke adaptatie of transitie, mits we daar nu alvast op voorsorteren. Koppelingen aan andere (lange termijn) opgaven en beleidsvorming, zoals klimaatadaptatie en ontwikkeling van de omgevingsvisie, zijn daarbij belangrijk. GS hebben de ambitie vertaald in een Programma Bodemdaling, dat zij in april 2016 hebben vastgesteld en dat op 30 augustus in de Statencommissie Verkeer en Milieu is besproken. Naar aanleiding daarvan volgt uitwerking in een (meerjarig) Programmaplan.

Programma 1. Groen, Waterrijk en Schoon

Doel 1.2 Goede kwaliteit en kwantiteit grond- en oppervlaktewater

Effectindicatoren

Effectindicatoren (= outcome indicatoren)

Omschrijving

Nulmeting

2017

2018

2019

2020

1.2.a

Aantal KRW-grondwaterlichamen dat aan de KRW-doelen voldoet

3

geen meting

4

geen meting

geen meting

Toelichting effectindicator(en)

In Zuid-Holland komen vijf KRW-grondwaterlichamen voor die geheel of gedeeltelijk binnen de provincie liggen. Deze dienen uiterlijk in 2027 aan de KRW-normen te voldoen (‘in goede toestand zijn’). De grondwaterkwaliteit wordt in 3-jarige cycli gemeten. De meest actuele meetronde is die van 2015. De volgende meetronde is in 2018.

Programma 1. Groen, Waterrijk en Schoon

Doel 1.2 Goede kwaliteit en kwantiteit grond- en oppervlaktewater

Wat mag dat kosten voor het doel?

Exploitatie
(bedragen x €1.000)

Jaarrekening 2015

Begroting 2016 na VJN

Begroting 2017

Raming 2018

Raming 2019

Raming 2020

DOEL 1-2 Goede kwaliteit en kwantiteit grond- en oppervlaktewater

Lasten

5.181

5.241

8.011

7.437

4.645

5.015

Baten

1.760

2.370

6.421

5.798

2.951

3.263

Totaal saldo van baten en lasten

-3.421

-2.871

-1.590

-1.639

-1.694

-1.752

Programmareserves

Decentralisatieakkoord natuur

485

272

0

0

0

0

Groene ambities

0

0

0

0

519

Raingain

87

0

0

0

0

0

Stimulering duurzame energie

0

0

0

0

0

+ Bijdrage uit reserve

572

272

0

0

0

519

Ontw.persp.Grevelingen/Volkerak-Zoom

10.000

0

0

0

0

0

Raingain

0

0

0

0

0

- Storting in reserve

10.000

0

0

0

0

0

Resultaat

-12.849

-2.599

-1.590

-1.639

-1.694

-1.233

Toelichting meerjarenraming

De begrote lasten voor POP3 (Plattelands OntwikkelingsProgramma) bedragen in 2017 € 5,5 mln. In 2016 stonden hier beperkte lasten voor begroot (€ 1 mln). Inmiddels is de planning van het POP3 programma verder uitgewerkt, waarmee de begrote lasten wijzigen en anders over de doelen worden verdeeld. Na 2017 dalen deze lasten naar € 4,9 mln in 2018, € 2,1 mln in 2019 en stijgen ze in 2020 naar € 2,4 mln. Dit verklaart ook de fluctuatie van de baten.

Voor de waterkwaliteit Grevelingen en Volkerak-Zoommeer is in de Begroting 2015 eenmalig € 10 mln beschikbaar gesteld. Het bestuurlijk overleg met het Rijk is nog gaande, daarom zijn in 2015 deze middelen in de reserve gestort.

Programma 1. Groen, Waterrijk en Schoon

Doel 1.3 Groenblauwe structuur versterkt samenhang stad-land en recreatieve gebruiks- en belevingswaarde landschap

Wat willen we bereiken?

Met dit doel wordt beoogd het volgende te bereiken:

  • Voldoende, toegankelijke en gevarieerde groen- en watergebieden in Zuid-Holland
  • Beleefbaar landschap door recreatieve routenetwerken
  • Grote betrokkenheid van particulieren en bewoners bij versterken groenbeleving (groenparticipatie)

Voldoende mogelijkheden voor de beleving van en ontspanning in het groen zijn belangrijk voor het leef- en vestigingsklimaat van Zuid-Holland. Met het realiseren en verbeteren van de groenblauwe structuur wordt bevorderd dat het groen op een aantrekkelijke manier bereikbaar is (juist ook vanuit de stad) en het landschap beleefbaar, vanaf het water of over land. De groenblauwe structuur is het geheel aan groene en blauwe routes en gebieden inclusief ontsluiting en ruimtelijke spreiding. Toegankelijkheid is een randvoorwaarde voor het kunnen gebruiken en beleven van deze groenblauwe structuur en het omliggende landschap.

Trends en ontwikkelingen

De recreatieve behoefte is gevarieerd en continue in verandering. Onderzoek naar uithuizige vrijetijdsbesteding in Nederland (1) laat zien dat in Zuid-Holland de meeste vrijetijdsactiviteiten worden ondernomen. Wandelen en fietsen voor plezier scoren hoog in de lijst van meest populaire vrijetijdsactiviteiten. Nieuwe landelijke trends (2) in de vrijetijdsbesteding zijn gericht op het belang van authenticiteit, aandacht voor gezondheid, duurzaamheid en milieu en beleving en groei van het plattelandstoerisme.
Om aan te sluiten op de actuele recreatiewensen van de Zuid-Hollandse inwoners is regionaal maatwerk nodig.
Nadruk lag de afgelopen periode op het realiseren van nieuwe gebieden en routestructuren voor fietsen, wandelen en varen. Deze realisatieopgave nadert zijn voltooiing, maar is nog niet afgerond. Wel ontstaat er een accentverschuiving naar het beter beleefbaar maken en beter benutten van bestaande recreatievoorzieningen.

 1.Continue Vrijetijdsonderzoek 2012-2013, NBTC-NIPO Research
 2. Bron: Gastvrij Nederland

Wat gaan we doen om dit doel te bereiken?

Beleidstheorie

De provincie realiseert een groenblauwe structuur om daarmee de recreatiemogelijkheden voor de Zuid-Hollanders te vergroten. Deze structuur versterkt de recreatieve gebruiks- en belevingswaarde van het landschap en de ontsluiting vanuit de stad. Met als gevolg een blijvende waardering van het recreatief groen door de inwoners van Zuid-Holland.
De provinciale inzet is gericht op het aanleggen en het verbeteren van de kwaliteit van die structuur middels (co)financiering, bijvoorbeeld via subsidie of het mede ontwikkelen van regionale gebiedsprogramma's, het verbinden van partijen, kennisuitwisseling en voorlichting. Daarnaast worden projecten en vrijwilligersinitiatieven ondersteund die bijdragen aan meer groenbeleving. Met de samenwerkende partijen worden meerjarige regionale gebiedsprogramma's gemaakt in de verschillende Regiegroepen en Landschapstafels. Hiervoor is vanuit de coalitiemiddelen ongeveer € 25 mln beschikbaar in de periode 2016 - 2019.

Bij het uitdenken en uitvoeren van plannen kiest de provincie er voor dit samen met belanghebbende organisaties en burgers te doen. Zo ontstaat meer draagvlak en een gedeelde verantwoordelijkheid voor een duurzaam behoud van de groene ruimte in Zuid-Holland. De verantwoordelijkheid (ook financieel) voor het beheer en onderhoud worden daarom ook zo veel mogelijk neergelegd bij regionale partijen, soms met hulp van vrijwilligers.
De verbinding van de provinciale inzet met particuliere en lokale initiatieven (op gebied van recreatie) draagt bij aan de regionale economie en het biedt ook een meerwaarde voor biodiversiteit, landbouw en cultuurhistorie.

Bijdrage Verbonden partijen
De bijdrage van verbonden partijen wordt toegelicht bij GS-taak 1.3.4. Het betreft de volgende recreatieschappen: Dobbeplas, IJsselmonde, Midden-Delfland, Rottemeren, Voorne-Putten-Rozenburg, het Koepelschap Buitenstedelijk Groen, het Parkschap Nationaal Park de Biesbosch en de natuur- en recreatieschappen Zuidwestelijke Delta en Groenalliantie Midden Holland e.o.

Programma 1. Groen, Waterrijk en Schoon

Taak 1.3.1 Realiseren en verbeteren recreatieve groen-en watergebieden

De restopgave van het programma Recreatie om de Stad (RodS) wordt afgerond, waardoor nieuwe recreatiemogelijkheden rond het stedelijk netwerk ontstaan. Voorwaarde bij de realisatie van de RodS-gebieden is dat het beheer van de gebieden is gewaarborgd. Rond de steden liggen de provinciale recreatiegebieden (PRG’s). Gedeputeerde Staten hebben besloten om het eigendom en beheer van deze gebieden, in totaal 26, over te dragen aan gemeenten en private partijen.
Voor het verbeteren van de recreatieve functie van bestaande recreatiegebieden wordt subsidie verleend voor een kwaliteitsimpuls. Inzet is, dat gebiedspartners, inclusief de provincie, invulling geven aan een  hoogwaardig en gevarieerd recreatief aanbod dat aansluit op de recreatieve vraag. Daarbij wordt ook bijgedragen aan andere provinciale doelen zoals het versterken van de biodiversiteit. De verbeterslag van gebieden kan onderdeel vormen van de regionale gebiedsprogramma's, waarin vaak meerdere doelen van provincie en regionale partijen in een gebundelde afspraak worden samengebracht.
In verband met beëindiging van de provinciale deelname in de recreatieschappen worden over de besteding van de middelen afspraken gemaakt met de betrokken partijen (zie uitgebreider taak 1.3.4 Transitie recreatieschappen en overdracht Groenservice Zuid-Holland).

Prestatie-indicatoren (= output- en procesindicatoren)

Omschrijving

Nulmeting

2017

2018

2019

2020

1.3.1.1

Aantal ha RodS-gebied waarvan de inrichting is afgerond en beheer geregeld. Het betreft RodS-gebieden waarvan per 2013 een realisatieopgave resteert.

1.383

2460

2500

2840

2840

1.3.1.2

Het aantal provinciale recreatiegebieden (PRG's) waarvan eigendom en/of beheer zijn overgedragen

7

20

25

26

26

Toelichting prestatie-indicator(en)

Onderzocht zal worden of en hoe de differentiatie van recreatievoorzieningen op provinciaal  niveau kan worden  gemeten en gevolgd.

Programma 1. Groen, Waterrijk en Schoon

Taak 1.3.2 Realiseren en verbeteren recreatieve routestructuren en aansluiting stedelijk gebied

Het realiseren en verbeteren van de stad-land verbindingen en de recreatieve routes en netwerken voor wandelen, fietsen en varen is belangrijk voor ontsluiting van de recreatiegebieden en de bereikbaarheid en beleefbaarheid van het landschap. Het beheer van routes wordt neergelegd bij regionale partijen, zoals gemeenten en recreatieschappen. Samenwerking op landelijk niveau is nodig voor uitwisseling van kennis en ervaring en het aansluiten van (doorgaande) routes tussen regio’s en met andere provincies.

  • Op basis van het provinciaal Wandelrouteplan is de afgelopen jaren een groot aantal kilometers wandelroutes gerealiseerd. Het uitbreiden van het netwerk en het oplossen van knelpunten wordt uitgewerkt als onderdeel van de regionale gebiedsprogramma's.
  • Voor fietsen ligt de nadruk op het verder verbeteren van de aansluiting stad-land en een betere benutting van het netwerk, bijvoorbeeld door het koppelen van het fietsnetwerk aan de langeafstandfietsroutes en het verbeteren van aansluiting tussen regio's en aangrenzende provincies. Ook ondersteunt de provincie initiatieven die de gebruiksmogelijkheden van het netwerk verbeteren, zoals Toeristische Overstapplaatsen (TOP’s) voor fietsen en ook voor wandelen.
  • Op het gebied van watersport wil de provincie het net van bevaarbare wateren als één aantrekkelijk, gedifferentieerd en samenhangend netwerk behouden en verbeteren. De Basisvisie Recreatietoervaart Nederland (BRTN) 2015-2020, die in samenwerking tussen provincies en Rijk is ontwikkeld door de Stichting Waterrecreatie Nederland, is daarbij leidend. De provincie bevordert de samenwerking tussen regionale partijen en de vaarwegbeheerders om knelpunten op te lossen die toegankelijkheid en doorvaart voor de recreatievaart beperken en de veiligheid op het water verbeteren. Verder draagt de provincie bij aan de oplossing van knelpunten.

Prestatie-indicatoren (= output- en procesindicatoren)

Omschrijving

Nulmeting

2017

2018

2019

2020

1.3.2.1

Het aantal knelpunten in recreatieve routes voor varen, fietsen, wandelen

13

9

7

0

0

Programma 1. Groen, Waterrijk en Schoon

Taak 1.3.3 Verbinden en ondersteunen vrijwilligersinzet in het groen inclusief maatschappelijke en groene netwerken

DDe komende periode werkt de provincie aan het versterken van de band van de inwoners en bedrijven in Zuid-Holland met de groene gebieden. Actieve betrokkenheid van bewoners en bedrijven bij het groen (groenparticipatie) zorgt voor een duurzaam behoud van de groene ruimte in Zuid-Holland. De provincie wil dit thema via de regiegroepen samen met haar partners in de regio invulling geven. Ondersteunend daaraan worden drie provinciebrede programma’s uitgevoerd:

  • Met het programma ‘De Groene Motor’ ondersteunt de provincie vrijwilligers en burgerinitiatieven in de stad en het landelijk gebied en wordt vorm gegeven aan een netwerk van organisaties die werken met ‘groene’ vrijwilligers. Ook wordt de verbinding gemaakt met erfgoedvrijwilligers op het gebied van cursussen en activiteiten, zoals de vrijwilligersdag en via de website zelfdoeninerfgoedengroen.nl;
  • Het programma ‘Groen doet Goed’ brengt kinderen uit de stedelijke woonomgeving naar buiten de stad om kennis te maken met het groen. Dit programma zal gedurende de collegeperiode worden overgedragen aan de lokale partners;
  • Groen en Gezondheid’ is een programma waarbij sociale netwerken en groene netwerken met elkaar worden verbonden vanuit de wetenschap dat groen een positief effect heeft op de gezondheid. Ook worden via een provinciale ‘community of practice’ ideeën en initiatieven verder gebracht tot duurzame projecten.

Toelichting prestatie-indicator(en)

De voortgang, prestaties en effecten worden opgenomen in de rapportage over groenbeleving (volgend uit bredere beleidsmonitoring groenbeleving die in ontwikkeling is).

Programma 1. Groen, Waterrijk en Schoon

Taak 1.3.4 Organiseren uittreden uit de recreatieschappen en afbouw Groenservice Zuid-Holland

De governance op het gebied van groen is in de afgelopen jaren flink veranderd. De rol van de provincie is strategisch geworden en de provincie heeft geen rol meer in de uitvoering van het beheer van recreatiegebieden. Samenwerkende gemeenten organiseren zelf met maatschappelijke partijen op hun eigen schaalniveau de uitvoering van het beheer en de tactische ontwikkeling van recreatie(gebieden). Op het provinciale schaalniveau functioneren inmiddels vijf Regiegroepen Groen & Recreatie voor de gezamenlijke strategische sturing op voldoende beschikbaarheid en kwaliteit van groen en recreatiemogelijkheden.
De recreatieschappen zijn gemeenschappelijke regelingen met name bedoeld voor het operationele beheer en het organiseren van tactische samenwerking. Daarom beëindigt de provincie haar deelname in de recreatieschappen, maar houdt haar middelen beschikbaar voor recreatiebeheer, onder voorwaarde dat de deelnemende gemeenten ook hun bijdragen beschikbaar houden. De afspraken die de provincie met de verbonden partijen (schappen) heeft gemaakt, worden opgenomen in twee overeenkomsten. Met de instemming van de schappen met de overeenkomsten, is de transitie feitelijk voltooid.

Voor 2017-2025 heeft de provincie aan alle natuur- en recreatieschappen een financieringsaanbod gedaan, waarin vanaf 2022 de provincie een deel van haar middelen voor recreatiebeheer flexibel wil gaan inzetten. Deze flexibel gemaakte middelen wil de provincie inzetten waar het meest nodig voor kwaliteit en doorontwikkeling van (recreatie)gebieden. Dat wil de provincie doen op basis van prioriteiten die gezamenlijk met de Regiegroepen en bijbehorende landschapstafels en recreatieschappen worden bepaald. Hierbij wordt gebruik gemaakt van monitoringgegevens over het gebruik en de waardering van recreatiegebieden.

Het verlenen van diensten aan de (natuur- en) recreatieschappen behoort niet tot de kerntaken van de provincie en past eveneens niet bij de strategische rol van de provincie. Bovendien brengen wijzigingen in het aanbestedingsrecht met zich mee dat deze wijze van dienstverlening niet in de huidige vorm gecontinueerd kan worden. De Groenservice Zuid-Holland wordt opgeheven, en het personeel wordt per 1-1-2017 overgedragen aan Staatsbosbeheer. De jaren 2017 en 2018 zijn overgangsjaren voor de veranderingen in de organisatie van het recreatiebeheer. Voor deze jaren hebben de provincie en Staatsbosbeheer een dienstverleningsaanbod gedaan aan de natuur- en recreatieschappen.
Met deze stappen bouwt de provincie verder aan een slagvaardige, toekomstbestendige en transparante governance-structuur rondom de groen- en recreatieopgaven in Zuid-Holland.

Prestatie-indicatoren (= output- en procesindicatoren)

Omschrijving

Nulmeting

2017

2018

2019

2020

1.3.4.1

Aantal natuur- en recreatieschappen (inclusief het Koepelschap Buitenstedelijk Groen) waarvan de provincie nog deelnemer is

9

3

2

0

0

1.3.4.2

Groenservice Zuid-Holland (G.Z-H) is afgebouwd

0%

100%

100%

Programma 1. Groen, Waterrijk en Schoon

Doel 1.3 Groenblauwe structuur versterkt samenhang stad-land en recreatieve gebruiks- en belevingswaarde landschap

Effectindicatoren

Effectindicatoren (= outcome indicatoren)

Omschrijving

Nulmeting

2017

2018

2019

2020

1.3.a

Percentage Zuid-Hollanders dat tevreden is met recreatief groen in de buurt (straal van 2 km en/of binnen 10 minuten fietsen)

73%

73%

geen meting

73%

geen meting

1.3.b

Percentage Zuid-Hollanders dat tevreden is met recreatieve routenetwerken (varen, fietsen, wandelen)

66%

68%

geen meting

70%

geen meting

Programma 1. Groen, Waterrijk en Schoon

Doel 1.3 Groenblauwe structuur versterkt samenhang stad-land en recreatieve gebruiks- en belevingswaarde landschap

Wat mag dat kosten voor het doel?

Exploitatie
(bedragen x €1.000)

Jaarrekening 2015

Begroting 2016 na VJN

Begroting 2017

Raming 2018

Raming 2019

Raming 2020

DOEL 1-3 Groenblauwe struct.versterkt samenh.stad-land&recr.landschap

Lasten

58.449

53.164

33.908

29.460

24.417

14.668

Baten

13.703

11.363

955

955

955

155

Totaal saldo van baten en lasten

-44.746

-41.801

-32.953

-28.505

-23.462

-14.513

Programmareserves

#Visiebeheer

6

0

0

0

0

0

2012 DP RodS projecten

827

0

0

0

0

0

Decentralisatieakkoord natuur

10.002

6.888

4.069

2.060

2.000

2.200

Frictiekosten algemeen

0

400

216

0

0

Groene ambities

-1.223

5.092

9.401

9.101

4.500

0

Groene subsidies

0

0

0

0

0

Vlietland

160

82

82

82

228

0

+ Bijdrage uit reserve

9.773

12.062

13.952

11.459

6.728

2.200

Groene ambities

718

0

0

0

704

871

- Storting in reserve

718

0

0

0

704

871

Resultaat

-35.691

-29.738

-19.002

-17.046

-17.438

-13.185

Toelichting meerjarenraming

IIn dit doel wordt de uitvoering van  de meerjarige gebiedsafspraken groen en recreatie 2016 – 2019 en de inrichting en het beheer van de recreatiegebieden in het kader van Recreatie om de Stad (RodS) verantwoord. Een meerjarig programma heeft 2016 tot en met 2019 als looptijd, met een uitloop tot 31 december 2022 om het programma wat betreft de uitvoering af te ronden. Bij de meerjarige gebiedsafspraken worden de beschikbare UPG middelen per landschapstafel verdeeld en wordt uitvoering van de programma’s mogelijk gemaakt. De landschapstafels worden gevraagd in 2018 aannemelijk te maken dat de programma’s binnen de resterende programmaperiode uitgevoerd zal worden.

De begrote lasten met betrekking tot RodS-werkzaamheden in het kader van groenbeleid op de onderdelen regionale gebiedsprogramma’s (voorheen integrale gebiedsdeals), kwaliteitsverbetering van recreatiegebieden en routenetwerken bedragen in 2016 ruim € 21,3 mln, dalen in 2017 naar € 18,9 mln, in 2018 naar € 17,1 mln en in 2019 naar 12,6 mln. In verband met de afloop van de extra begrote gelden uit het Hoofdlijnenakkoord zijn er in 2020 veel lagere lasten (€ 2,8 mln) begroot.

De begrote lasten voor de projecten Bentwoud en Balij / Bieslandse Bos dalen in 2017 met € 3,1 mln naar
€ 2,1 mln. Daarna zijn deze projecten grotendeels afgerond en dalen de kosten naar bijna nihil.

In 2016 wordt € 0,8 mln vanuit de in 2015 niet uitgegeven en dus vrijgevallen provinciale middelen opnieuw beschikbaar gesteld. Deze middelen zullen worden ingezet voor de transitie recreatieschappen en G.Z-H. Hierdoor zijn de lasten in 2016 eenmalig hoger. In 2017 en verder is het budget voor de participatie in recreatieschappen structureel € 5,2 mln.

Vanwege de overdracht van Provinciale Recreatie Gebieden (PRG's) dalen de beheerslasten vanaf 2017 ter grootte van € 2,2 mln naar € 1,5 mln in 2020.

De begrote lasten voor de G.Z-H bedragen in 2016 € 14,6 mln. Deze daling bestaat voor een aanzienlijk deel uit apparaatslasten. Vanwege de uittreding van G.Z-H dalen de lasten in 2017 naar € 3,4 mln. Dit bedrag is benodigd voor de begrote frictie- en transitiekosten in verband met de uittreding van G.Z-H. In 2017 en 2018 zijn hier bovenop nog reserveonttrekkingen begroot (€ 0,2 mln respectievelijk € 0,4 mln) voor de kosten van de transitie.
G.Z-H ontving in 2016 voor de dienstverlening bijdragen van de Natuur- en Recreatieschappen. Vanaf 2017 doen deze bijdragen zich niet meer voor. Dit verklaart ook de daling in de begrote baten.

Programma 1. Groen, Waterrijk en Schoon

Doel 1.4 De biodiversiteit is behouden en waar mogelijk versterkt

Wat willen we bereiken?

Met dit doel wordt beoogd op termijn het volgende te bereiken:

  • Natuurwaarden in het Natuurnetwerk Nederland (NNN), voorheen de herijkte Ecologische Hoofdstructuur (EHS), blijven voldoen aan de ambitie uit het natuurbeheerplan
  • Het Natuurnetwerk in Zuid-Holland is compleet inclusief de ecologische verbindingen
  • Instandhoudingsdoelen Natura 2000 zijn behaald met behoud van economische ontwikkelruimte (conform PAS)

Het provinciale natuurbeleid is gericht op het tegengaan van de achteruitgang van de biodiversiteit in de provincie. Van cruciaal belang voor het behoud van de biodiversiteit is het Natuurnetwerk Nederland. Daar waar meer haalbaar is dan behoud wordt ingezet op versterking.

Met het nieuwe coalitieakkoord is het bestaande beleid gericht op biodiversiteit bekrachtigd. De provincie Zuid-Holland wil duidelijkheid en stabiliteit bieden voor natuurbeheerders en de landbouwsector. De provincie zet met kracht in op de realisatie van het NNN. Er worden geen nieuwe plannen voor het Natuurnetwerk Nederland gemaakt. Prioriteit heeft de natuur in de veenweidegebieden en de afronding van de Deltanatuurprojecten.

In de Natura 2000 gebieden staan de Europees beschermde natuurwaarden centraal. Er zijn aparte Natura 2000 beheerplannen voor deze gebieden opgesteld. In de eerste beheerplanperiode is gekozen voor behoud van de aanwezige waarden. Dit houdt in dat de achteruitgang wordt gestopt en de basis wordt gelegd om in de tweede beheerplanperiode ook verbetering te realiseren.

In de Beleidsvisie Groen zijn naast de realisatie van het NNN zogenaamde flankerende maatregelen benoemd die eveneens bijdragen aan het tegengaan van de achteruitgang van de biodiversiteit. De provincie streeft naar het behoud van de natuurwaarden in het agrarisch gebied en toename van biodiversiteit in recreatiegebieden. De ambities en provinciale rol met betrekking tot natuur in de stad worden komende periode bepaald. Soorten worden daarnaast (binnen en buiten het NNN) juridisch beschermd. Door de decentralisatie en de implementatie van de nieuwe Wet natuurbescherming wordt de provincie ook bevoegd voor de bescherming van soorten.

Trends en ontwikkelingen

De biodiversiteit staat onder grote druk in Zuid-Holland. Door de grote bevolkingsdichtheid, concentratie van industrieën, intensieve landbouw en de grote verkeersdichtheid vormt stikstofdepositie in Nederland en specifiek ook in Zuid-Holland een groter probleem dan in veel andere Europese regio’s. Met de afspraken in het bestuursakkoord natuur en het Natuurpact uit 2013 is de provincie verantwoordelijk voor het natuurbeleid. Rijk en provincies hebben met elkaar afspraken gemaakt over monitoring en evaluatie van deze afspraken. Het Rijk wordt jaarlijks geïnformeerd door middel van een Voortgangsrapportage Natuur (VRN). In het door GS vastgestelde provinciaal monitoringsprogramma Biodiversiteit (PMP-B) is vastgelegd wat de provincie (aanvullend) wil monitoren.

Voor de kenmerkende gebiedstypen in Zuid-Holland wordt jaarlijks de biodiversiteitsgraadmeter opgesteld. Aan de hand hiervan meet de provincie of de stand still situatie ten minste wordt bereikt. Trends binnen de kenmerkende natuurgebiedstypen, (half) natuurlijk grasland, bos, duin, moeras en agrarisch gebied (weidevogels), worden berekend en voor indicator 1.4.a bij elkaar opgeteld. De laatste jaren blijken hieruit per natuurgebiedstype wisselende ontwikkelingen, die tezamen gemiddeld een stabiele tot licht positieve situatie laten zien.

Om te evalueren of de gebieden voldoen aan de ambities uit het Natuurbeheerplan is in 2012 gestart met een uniforme monitoringsmethode. De nulmeting van alle gebieden is in 2019 beschikbaar, daarna kan dit als begrotingsindicator toegevoegd worden.

Wat gaan we doen om dit doel te bereiken?

Beleidstheorie

Om de biodiversiteit te behouden en te versterken richt de provincie zich enerzijds op behoud van bestaande natuurwaarden en anderzijds op de ontwikkeling van nieuwe natuur. Om dat te bereiken voert de provincie verschillende taken uit die gericht zijn op het verbeteren van de factoren die de biodiversiteit onder druk zetten en die de provincie kan beïnvloeden. De provincie richt zich daarom op meer natuur, meer natuurkwaliteit en een betere verbinding tussen de natuurgebieden. De doelen en ambities worden gerealiseerd in gezamenlijkheid met andere partijen. Voor de aanleg van nieuwe natuur is bij voorkeur de regio verantwoordelijk voor de uitvoering, de provincie bepaalt de kaders. Om de natuurwaarden in de bestaande natuurgebieden in stand te houden wordt (een groot deel van) het beheer door de provincie gesubsidieerd en worden afspraken gemaakt met terreinbeheerders, agrariërs en vrijwilligers. De inrichtings- en beheermaatregelen voor natuur worden vaak gecombineerd met andere maatregelen, zoals het verbeteren van de waterkwaliteit. In de Natura 2000-gebieden is daarnaast extra aandacht voor de Europese doelstellingen en is er in het bijzonder aandacht voor de gevolgen van stikstofdepositie, in de vorm van regelgeving en natuurbeheermaatregelen.

Programma 1. Groen, Waterrijk en Schoon

Taak 1.4.1 Beschikbaar krijgen grond voor en inrichten van de restantopgave van het Natuurwerk Nederland inclusief verbindingen

De verantwoordelijkheid voor de uitvoering ligt bij voorkeur bij de regio's (o.a. gemeentes, particulieren, terreinbeheerders en waterschappen). De afgelopen periode zijn goede ervaringen opgedaan met gebiedsgericht werken. De provincie gaat daar de komende vier jaar mee door. Er wordt hierbij integraal aan verschillende doelen gewerkt (zoals biodiversiteit, water, bodem, recreatie en duurzame landbouw). Voordeel van deze aanpak is een breed draagvlak in de regio. Uitgangspunt bij de realisatie van nieuwe natuur is een gelijk speelveld voor bestaande terreinbeheerders en nieuwe partijen. De ecologische verbindingen maken waar mogelijk onderdeel uit van de integrale gebiedsafspraken waarbij sprake is van cofinanciering door de gebiedspartners. Door het compleet maken van het gehele Natuurnetwerk Nederland worden de natuurgebieden in Zuid-Holland met elkaar verbonden, waardoor populaties duurzaam in stand gehouden kunnen worden.

Prestatie-indicatoren (= output- en procesindicatoren)

Omschrijving

Nulmeting

2017

2018

2019

2020

1.4.1.1

Jaarlijkse groei van het aantal ha grond die voor NNN beschikbaar is ten opzichte van de opgave

246 (32%)

73 (10%)

167 (22%)

47 (6%)

1.4.1.2

Jaarlijkse groei van het aantal ha nieuw ingericht natuurgebied ten opzichte van de opgave

687 (18%)

402 (11%)

114 (3%)

1.054 (28%)

1.4.1.3

Jaarlijkse groei van het aantal ha nieuw natuurgebied in beheer ten opzichte van de opgave

27.476

617 (2%)

496 (2%)

292 (1%)

126 (0,5%)

1.4.1.4

Jaarlijkse groei van het aantal kilometer nieuwe provinciale ecologische verbindingen ten opzichte van de opgave

12 (14%)

12 (14%)

12 (14%)

12 (14%)

Programma 1. Groen, Waterrijk en Schoon

Taak 1.4.2 Organiseren en innoveren natuurbeheer in Natuurnetwerk Nederland

Veel natuurwaarden zijn afhankelijk van een bepaalde vorm van beheer, zoals begrazing, maaien of het verwijderen van houtige vegetatie. Het beheer wordt uitgevoerd door diverse terreinbeheerders, particulieren en andere overheden. In een groot deel van het natuurnetwerk kunnen zij aanspraak maken op provinciale (SNL) subsidie.

Om het beheer op de lange termijn te kunnen financieren wordt gezocht naar mogelijkheden om hierop te kunnen besparen. Er wordt daarom gewerkt aan het verlagen van de organisatiekosten (niet zijnde de beheerkosten), door te werken met certificering van beheerders vooraf, waardoor minder controle achteraf nodig is, en aan het toepassen van nieuwe verdienmodellen en beheervormen (zoals meerjarige afspraken in plaats van zesjaarlijkse subsidiebeschikkingen).

De resultaten (kwaliteit) binnen het natuurnetwerk worden ook gevolgd. Er worden jaarlijks gesprekken met de beheerders gehouden om deze resultaten en de ambities te bespreken. Mogelijk kan dit aanleiding zijn om het beheer aan te passen.

Prestatie-indicatoren (= output- en procesindicatoren)

Omschrijving

Nulmeting

2017

2018

2019

2020

1.4.2.1

Aantal hectare Natuurnetwerk Nederland in beheer met SNL subsidie

27.416

28.239

28.877

29.268

29.394

Programma 1. Groen, Waterrijk en Schoon

Taak 1.4.3 Actualiseren Natura 2000 beheerplannen en naleving overeengekomen afspraken

Voor alle Natura 2000 gebieden worden beheerplannen opgesteld. Daarin wordt bepaald hoe de natuurdoelen worden gerealiseerd en hierin is ook een toetsingskader aan de Natuurbeschermingswet (Nbw) opgenomen. Ook worden de economische activiteiten in en rond het gebied beoordeeld. Planning is dat er eind 2016 voor alle Natura 2000-gebieden een beheerplan is. Een uitzondering geldt voor het gebied Krammer - Volkerak, waarvoor het Rijk op dit moment een Natura 2000 aanwijzingsbesluit voorbereidt. Na zes jaar wordt een geactualiseerd beheerplan vastgesteld. De provincie neemt het initiatief bij het opstellen en de actualisatie van de beheerplannen en werkt hierbij samen met diverse betrokkenen uit de gebieden. De provincie is daarnaast bevoegd gezag voor de vergunningverlening en handhaving voor de Natuurbeschermingswet.
De vergunningverlening wordt uitgevoerd door de Omgevingsdienst Haaglanden. Toezicht en handhaving worden uitgevoerd door Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid.

In dertien Natura 2000 gebieden is de concentratie van stikstof nog te hoog voor de Natura 2000 doelen. Voor deze gebieden zijn in het kader van het Programma Aanpak Stikstof (PAS) gebiedsanalyses opgesteld. Het PAS borgt dat de stikstofdepositie in de Natura 2000-gebieden blijft dalen. Ook borgt het PAS dat de doelstellingen van het Europese natuurbeleid worden gehaald. Daarmee creëert het PAS ruimte voor gewenste economische ontwikkeling. In de PAS gebiedsanalyses staat waar welke maatregelen (aanvullend op het reguliere beheer) uitgevoerd moeten worden om de natuur bestendig te maken tegen overbelasting door stikstof.

De uitvoering is geregeld via meerjarige overeenkomsten met terreinbeheerders. Samen met deze terreinbeheerders worden de effecten van de maatregelen gemonitord. Het ministerie van Economische Zaken is voortouwnemer van het PAS en ook verantwoordelijk voor de stikstofmonitoring. GS zijn verantwoordelijk voor het uitvoeren van de natuurbeheermaatregelen.

Prestatie-indicatoren (= output- en procesindicatoren)

Omschrijving

Nulmeting

2017

2018

2019

2020

1.4.3.1

Aantal ha (cumulatief) waar herstelmaatregelen zijn uitgevoerd in PAS-gebieden

280

599

846

1.065

1.474

Programma 1. Groen, Waterrijk en Schoon

Taak 1.4.4 Faciliteren agrarisch natuur- en landschapsbeheer

Het provinciale Natuurbeheerplan 2016 bevat het nieuwe stelsel voor subsidieverlening voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer. De kern van het vernieuwde stelsel is dat de provincie de doelen vaststelt die het agrarisch natuur- en landschapsbeheer moeten dienen, en dat streekgebonden agrarische collectieven hier gezamenlijk invulling aan geven op basis van hun kennis en betrokkenheid. Dit moet leiden tot een meer samenhangend beheer van agrarische natuurgebieden, dat effectiever en efficiënter is dan voorheen (‘meer natuur voor minder geld’) en bijdraagt aan de nationale en internationale doelen.

Het agrarisch natuurbeheer richt zich in Zuid-Holland in eerste instantie op weidevogels. Voor het behoud van de weidevogels is het belangrijk dat bescherming zich richt op grote aaneengesloten gebieden en dat agrariërs, natuurbeheerders en vrijwilligers optimaal met elkaar samenwerken.

In tweede instantie wordt ingezet op akkerranden, natte dooradering, landschapselementen en water.

Prestatie-indicatoren (= output- en procesindicatoren)

Omschrijving

Nulmeting

2017

2018

2019

2020

1.4.4.1

Aantal hectare leefgebied binnen het nieuwe stelsel agrarisch natuur- en landschapsbeheer (open grasland, natte en droge dooradering, open akkerland)

12.825

13.110

13.400

13.690

13.690

Programma 1. Groen, Waterrijk en Schoon

Taak 1.4.5 Faciliteren verhogen biodiversiteit in 'overig' gebied en behoud beschermde soorten

De provincie zet zich op verschillende andere manieren in voor de biodiversiteit. De provincie heeft hierin meestal een stimulerende en inspirerende rol. De volgende activiteiten worden door de provincie uitgevoerd:

  • Stimuleren duurzame landbouw (zie ook doel 1-5)
  • Maken plan van aanpak vergroten biodiversiteit in recreatiegebieden
  • Verlenen van subsidies aan landschapstafels middels de Subsidieregeling gebiedsprogramma’s groen Zuid-Holland 2016.
  • Bijdragen aan Kader Richtlijn Water (zie ook doel 1-2)
  • Stimuleren tijdelijke natuur
  • Soortenbeleid (verlenen subsidies voor maatregelen ten behoeve van bepaalde soorten planten en dieren)
  • Natuur in de stad is in principe een gemeentelijke taak. Provinciale rol wordt de komende tijd bepaald

Programma 1. Groen, Waterrijk en Schoon

Doel 1.4 De biodiversiteit is behouden en waar mogelijk versterkt

Effectindicatoren

Effectindicatoren (= outcome indicatoren)

Omschrijving

Nulmeting

2017

2018

2019

2020

1.4.a

Biodiversiteitsgraadmeter: Ontwikkeling kenmerkende soorten per ecosysteem (bos, open duin, moeras, natuurlijk grasland, agrarisch gebied)

100

104

105

105

105

1.4.b

Kwaliteit SNL-beheertypen (flora, fauna, structuur, abiotiek en ruimtelijke condities)

afhankelijk van nulmeting in 2019

afhankelijk van nulmeting in 2019

nulmeting

afhankelijk van nulmeting in 2019

1.4.c

Kwaliteit habitattypen in Natura 2000 gebied met vastgesteld beheerplan (% met een goede kwaliteit)

27%

27%

27%

27%

27%

1.4.d

Kwaliteit leefgebied/populatiegrootte vogel- en habitatrichtlijnsoorten in N2000 gebied met vastgesteld beheerplan (% met goede kwaliteit)

49%

49%

49%

49%

49%

Toelichting effectindicator(en)

1.4.b: De nulmeting van alle gebieden is in 2019 beschikbaar. Daarna wordt dit als begrotingsindicator toegevoegd. Deze planning is aangepast om beter aan te sluiten bij de planning van andere provincies, de terreinbeheerders en de Natura 2000 beheerplannen. Validatie van de meetmethode vindt nog plaats.

Programma 1. Groen, Waterrijk en Schoon

Doel 1.4 De biodiversiteit is behouden en waar mogelijk versterkt

Wat mag dat kosten voor het doel?

Exploitatie
(bedragen x €1.000)

Jaarrekening 2015

Begroting 2016 na VJN

Begroting 2017

Raming 2018

Raming 2019

Raming 2020

DOEL 1-4 De biodiversiteit is behouden en waar mogelijk versterkt

Lasten

57.150

93.029

98.656

109.195

99.822

97.574

Baten

25.596

47.329

43.480

59.113

55.267

55.795

Totaal saldo van baten en lasten

-31.554

-45.700

-55.177

-50.082

-44.555

-41.778

Programmareserves

1%-regeling Kunst

9

13

13

13

13

13

Beheerplannen Natura 2000 en PAS

93

1.058

700

500

500

Decentralisatieakkoord natuur

680

327

0

0

0

0

Groene ambities

1.097

237

6.435

11.888

8.921

5.704

Groene subsidies

0

0

0

0

0

IODS

3.349

6.126

4.757

1.248

0

0

NORAH

585

0

0

0

0

0

Reserve apparaatslasten DLG

0

0

0

0

0

Reserve Natuurcompensatie

212

43

36

36

36

+ Bijdrage uit reserve

5.720

7.008

12.306

13.884

9.470

6.253

Beheerplannen Natura 2000 en PAS

4.900

0

0

0

0

0

Groene ambities

5.893

0

0

0

0

IODS

423

75

0

0

0

0

Reserve apparaatslasten DLG

1.090

0

0

0

0

0

Reserve Natuurcompensatie

989

454

0

0

0

0

- Storting in reserve

7.402

6.422

0

0

0

0

Resultaat

-33.236

-45.114

-42.871

-36.198

-35.085

-35.526

Toelichting meerjarenraming

In dit doel worden de uitvoering van de Uitvoeringsstrategie EHS, thans aanleg van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) en maatregelen voor het behoud van de biodiversiteit (onder andere SNL natuurbeheer en PAS-maatregelen Natura2000) verantwoord.

De prioriteiten van de aanleg van het NNN in het kader van de Uitvoeringsstrategie EHS liggen bij de projecten Gouwe Wiericke en Krimpenerwaard; voor deze twee projecten werken stuurgroepen bestaande uit partijen uit de regio aan het realiseren van de NNN-opgave, in combinatie met opgaven t.a.v. van landbouw en recreatie. Ook de NNN-opgaven binnen IODS, Groene waterparel en polder Stededijk hebben vanwege hun (bijdrage aan) de integrale opgaven prioriteit. Het project Deltanatuur wordt voortgezet en wordt in 2017 afgerond. De begrote lasten voor deze projecten stijgen in 2016 met 6,7 mln naar € 15,3 mln en stijgen conform de herijkte Uitvoeringsstrategie 2017-2020 in 2017 met € 16,4 mln tot ruim €31,6 mln. De begrote lasten voor de deze projecten bedragen in 2018 € 32,4 mln, in 2019 € 32,1 mln en in 2020 € 27,7 mln. Een klein deel van dit bedrag is bedoeld voor de aanleg van faunabuizen in de Uitweg tussen Woerdense Verlaat en Noorden.

De begrote subsidielasten voor SNL natuurbeheer bedragen in 2016 € 19,2 mln en in 2017 € 17,6 mln. De begrote lasten stijgen in de jaren 2018 tot en met 2020 tot ruim € 18 mln per jaar. Deze lasten worden deels gedekt uit EU-subsidies. De lasten voor 2016 zijn eenmalig hoger vanwege (1) de transitiekosten voor de organisatie van het agrarisch natuurbeheer, die met ingang van 2016 via gebiedscollectieven verloopt en (2) afloop van subsidies uit het voorgaande programma agrarisch natuurbeheer. Na 2017 lopen de lasten licht op doordat nieuw gerealiseerde natuur aan het beheerareaal wordt toegevoegd en vanwege een landelijk afgesproken jaarlijkse indexatie.

De opbrengsten van de verpachting en het verkopen van voormalige BBL-gronden worden in dit doel verantwoord. De begrote opbrengsten bedragen in 2017 € 17 mln en dalen dan jaarlijks naar € 12,7 mln in 2020. Deze opbrengsten blijven beschikbaar voor de realisatie voor het NNN.
De begrote lasten voor de Programmatische Aanpak Stikstof en Natura2000 stijgen in 2016 met € 4,4 mln naar € 7,4 mln en dalen langzaam tot € 4,5 mln in 2020.

De begrote lasten voor het Project Mainport Rotterdam (PMR) bedragen conform de projectplanning in 2016
€ 12,8 mln en bedragen in 2017 € 10,4 mln. De lasten stijgen in 2018 naar € 25,8 mln. In 2019 bedragen de lasten € 23,9 mln en in 2020 € 26,6 mln. Dit heeft ook invloed op de baten.

De begrote lasten voor het project Integrale Ontwikkeling Delft-Schiedam (IODS) stijgen in 2016 met € 2,4 mln naar € 6,6 mln en dalen in de jaren daarna naar nihil in 2019 in verband met de afronding van het project.

Inmiddels is de planning van het POP3 programma verder uitgewerkt, waarmee de begrote lasten wijzigen en anders over de doelen worden verdeeld. Voor 2017 staan € 4,6 mln lasten voor het Plattelands OntwikkelingsProgramma (POP3) geraamd. In 2016 stonden hiervoor € 1,5 mln lasten begroot. In 2018 dalen de lasten naar € 3,3 mln en dalen dan verder in 2019 en 2020 naar € 0,1 mln. Dit verklaart ook de fluctuatie van de baten.

Vanwege de wijzigingen van het BBV is het niet meer toegestaan om overhead naar de doelen binnen de programma’s door te belasten. Dit betekent dat de bedragen voor overhead uit de doelen verwijderd zijn en centraal gepresenteerd worden. Voor dit doel gaat het om een bedrag van € 1,1 mln in 2017. Daarna blijven de begrote apparaatslasten ad € 3 mln in dit doel gelijk tot en met 2020.

Programma 1. Groen, Waterrijk en Schoon

Doel 1.5 Sterke positie voor duurzame economisch rendabele grondgebonden landbouw

Wat willen we bereiken?

Met dit doel wordt beoogd het volgende te bereiken:

  • Verbeteren kwaliteit van de leefomgeving via verduurzaming door:
    • sluiten van kringlopen van grondstoffen
    • versterken van regionale voedselketens
    • versterken biodiversiteit bij normale agrarische bedrijfsvoering door nieuwe verdienmodellen
  • Versterken van volhoudbare sterke economische sector door
    • Landbouwsector als sterke economisch cluster op lange termijn in stand houden

De provincie Zuid-Holland heeft een sterke landbouwsector. Europese en nationale kaders zijn sterk bepalend voor de ontwikkelingsrichting van de grondgebonden landbouw.
De provincie geeft ruimte voor een ontwikkeling naar een internationaal concurrerende, duurzame en diervriendelijke landbouwsector. Dat betekent dat de provincie streeft naar verduurzaming van de landbouwketen en voedselketen met een duurzame innovatieaanpak voor gezond, duurzaam en betaalbaar eten voor iedereen.
Alleen door middel van duurzame innovatie in de landbouwsector houden we een duurzame, sterke en toekomstbestendige landbouw in de provincie. Duurzame innovaties komen tot stand in een proeftuin. Onder een proeftuin verstaat de provincie een zichtbare plek in Zuid-Holland waar de provincie samen met koplopers in de landbouw- en voedselketen  duurzame landbouw uitprobeert en ontwikkelt. De inspanningen van de provincie voor verduurzaming richten zich op de gehele keten, van producent tot consument.

Deze doelen zijn mede gebaseerd op het op 29 juni 2016 door Provinciale Staten vastgestelde Ambitiedocument InnovatieAgenda Duurzame Landbouw.

Trends en ontwikkelingen
De (rijks)regelgeving voor de akkerbouw en de veehouderij wordt onder andere met het oog op de kwaliteit van de leefomgeving strikter, onder andere op het gebied van bemesting, grondgebondenheid en biodiversiteit. Er klinken in toenemende mate kritische maatschappelijke geluiden over de verstoring van de relatie landbouw en omgeving. Een grotere focus op voedselzekerheid en voedselveiligheid is daarnaast een belangrijke trend. Het platteland wordt meer naar de stad gehaald door trends op het gebied van gezonde voeding en bewegen in het groen. Inzet op technologische innovatie kan juist in het landelijk gebied de bedrijvigheid en leefbaarheid vergroten waardoor de druk op de leefomgeving afneemt (JSO 2015, pag.9 van signalen naar strategie; Een provinciale trendverkenning).

De landbouw is een kernsector voor de bio-economie, waarmee nieuwe economische ontwikkelperspectieven ontstaan. Het watersysteem is mede sturend op de ontwikkelingen in de landbouw (zoetwatervoorziening, bodemdaling).

Wat gaan we doen om dit doel te bereiken?

Beleidstheorie
De provincie zet zich in voor verdere verduurzaming en versterking van de grondgebonden landbouw. Dit houdt in dat de landbouw vanuit een gezonde economische basis bijdraagt aan de kwaliteit van de leefomgeving. Als de landbouw niet voortdurend verduurzaamt, is zij voor de lange termijn niet volhoudbaar. Dit noodzaakt tot aanpassing en vernieuwing. Daarom ondersteunt de provincie duurzame innovaties en koppelt zij deze aan haar beleidsdoelen en prioritaire thema’s (kringlooplandbouw, regionale voedselketens en biodiversiteit).
De provincie realiseert haar ambities door netwerkend te werken. Door met andere partijen, onder andere boeren, ondernemingen, onderzoeks- en kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties samen te werken, deze bij elkaar te brengen en te verbinden. Dit vanuit de overtuiging dat lange termijn-perspectieven niet anders dan op basis van een substantiële gezamenlijke inspanning kunnen worden gerealiseerd. Deze aanpak vraagt een combinatie van lange termijnvisie, ambitie en strategie met de aanpak van netwerksturing gebaseerd op vertrouwen zoals vastgelegd in het Ambitiedocument; InnovatieAgenda Duurzame Landbouw..
De provincie zet hiervoor subsidiemiddelen in op basis van de Uitvoeringsregeling POP3-Zuid-Holland ( niet voor taak 1.5.3).

Programma 1. Groen, Waterrijk en Schoon

Taak 1.5.1 Opstarten programma's gericht op kennis, ontwikkeling en innovatie landbouw

Samen met andere partijen zet de provincie programma’s op voor duurzame innovatie en kennisontwikkeling.
Deze bieden de basis voor projecten, verkenningen en de langdurige samenwerking daarbij. Nieuwe proeftuinen komen door kennisontwikkeling en kennisdeling ten goede aan de belanghebbenden, waardoor de landbouw zal gaan verduurzamen en economisch sterker zal worden. De provincie zet in op de uitvoering van proeftuinen over sluiten van kringlopen, regionale voedselketens en biodiversiteit in de agrarische bedrijfsvoering. De grondgebonden landbouw staat hierbij centraal.

Prestatie-indicatoren (= output- en procesindicatoren)

Omschrijving

Nulmeting

2017

2018

2019

2020

1.5.1.1

Het aantal proeftuinen (in voortgangsrapportage wordt dit verder uitgewerkt naar de doelen 1) kringlopen van grondstoffen, 2) regionale voedselketens en 3) biodiversiteit)

0

1.5.1.2

Het aantal deelnemers aan samenwerkingsverbanden die uitvoering geven aan proeftuinen

0

1.5.1.3

De jaarlijkse kosten van proeftuinen inclusief het aandeel POP3-subsidie (in euro's)

0

Toelichting prestatie-indicator(en)

PM

Programma 1. Groen, Waterrijk en Schoon

Taak 1.5.2 Participeren in innoverende samenwerkingsverbanden

Door het opzetten en participeren in samenwerkingsverbanden wordt kennisoverdracht bevorderd. De provincie werkt verder aan een Platform Duurzame Landbouw. Dit is een netwerk van individuen en organisaties met duurzaamheidsambities en met de mogelijkheid ontwikkelingen op gang te brengen of te sturen. De provincie organiseert in dit netwerk samenwerking tussen innovatiepartijen en agrarische ondernemers en ondernemingen. Een ander samenwerkingsverband is die voor het Kennis- en Ontwikkelprogramma met kennis- en onderwijspartners om kennis te ontwikkelen en te delen uit de proeftuinen. Deze netwerken worden gelinkt aan andere samenwerkingsverbanden, zoals Stichting Bio-based Delta en European Innovation Partnership en mogelijk nieuw op te zetten samenwerkingsverbanden.

Prestatie-indicatoren (= output- en procesindicatoren)

Omschrijving

Nulmeting

2017

2018

2019

2020

1.5.2.1

Samenwerkingsverband Platforrm Duurzame Landbouw

1

Ja

Ja

Ja

Ja

1.5.2.2

Samenwerkingsverband Kennis- en Ontwikkelprogramma

1

Ja

Ja

Ja

Ja

1.5.2.3

Het aantal samenwerkingen met andere netwerkorganisaties

0

Toelichting prestatie-indicator(en)

PM

Programma 1. Groen, Waterrijk en Schoon

Taak 1.5.3 Faciliteren aanvragen kavelruil

De provincie subsidieert kavelruilprojecten. Door middel van kavelruil wordt de agrarische structuur verbeterd, wat bijdraagt aan de efficiëntie van de bedrijfsvoering en daarmee aan continuering van de agrarische sector. Ook kan kavelruil de voorwaarden voor weidegang verbeteren. Waar mogelijk worden in een kavelruil ook andere provinciale doelen dan agrarische structuurversterking gerealiseerd.

Prestatie-indicatoren (= output- en procesindicatoren)

Omschrijving

Nulmeting

2017

2018

2019

2020

1.5.3.1

Jaarlijks aantal agrarische bedrijven met verbeterde kavelstructuur door middel van Uitvoeringsregeling Groen

47

47

47

47

47

Programma 1. Groen, Waterrijk en Schoon

Doel 1.5 Sterke positie voor duurzame economisch rendabele grondgebonden landbouw

Effectindicatoren

Effectindicatoren (= outcome indicatoren)

Omschrijving

Nulmeting

2017

2018

2019

2020

1.5.a

Barometer Duurzame landbouw (in ontwikkeling)

Toelichting effectindicator(en)

Als effectindicator wordt een ‘ Barometer duurzame landbouw’ ontwikkeld. Deze barometer wordt samengesteld uit verschillende duurzaamheidsaspecten.

Programma 1. Groen, Waterrijk en Schoon

Doel 1.5 Sterke positie voor duurzame economisch rendabele grondgebonden landbouw

Wat mag dat kosten voor het doel?

Exploitatie
(bedragen x €1.000)

Jaarrekening 2015

Begroting 2016 na VJN

Begroting 2017

Raming 2018

Raming 2019

Raming 2020

DOEL 1-5 Sterke positie duurzame econ.rendabele grondgeb.landbouw

Lasten

5.671

9.123

12.274

11.215

10.269

7.257

Baten

114

1.379

4.315

3.736

3.389

2.859

Totaal saldo van baten en lasten

-5.557

-7.743

-7.959

-7.479

-6.880

-4.398

Programmareserves

#2012 DP Gem.Boskoop waterbuffer

0

0

0

0

0

Decentralisatieakkoord natuur

2.056

970

810

800

500

500

Groene ambities

4

1.210

3.488

3.113

1.267

2.919

Groene subsidies

0

0

0

0

0

Sanering glastuinbouw

75

153

67

0

0

0

+ Bijdrage uit reserve

2.135

2.333

4.364

3.913

1.767

3.419

Decentralisatieakkoord natuur

0

0

0

0

0

Groene ambities

0

0

0

0

0

- Storting in reserve

0

0

0

0

0

0

Resultaat

-3.422

-5.410

-3.595

-3.566

-5.114

-979

Toelichting meerjarenraming

Onderdeel van de lasten vormen de lasten voor de uitvoering van het Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2020 (POP3). In 2016 was het POP3 nog niet volledig operationeel en waren de lasten daarom nog beperkt begroot op € 1 mln. Inmiddels is de (interprovinciale) programmering van het POP3 verder uitgewerkt en wordt het POP3 volledig operationeel. De hoogte van de lasten is afhankelijk van het budget dat in een kalenderjaar wordt opengesteld en de afhandeling van de reeds verleende subsidies. De bedragen per jaar fluctueren omdat de ELFPO-middelen voor de uitvoering  van alle POP3-maatregelen voor twaalf provincies fluctuerend zijn geprogrammeerd. Dit in het belang van evenwichtig ELFPO-middelenbeheer op het niveau van de lidstaat. De lasten voor 2017 worden begroot op € 5,5 mln. Voor de komende (begrotings) jaren tot 2020 kunnen nu de lasten worden geraamd op respectievelijk  € 4,9 mln. (2018), € 2,1 mln. (2019) en € 2,4 mln. (2020). De baten tot 2020 verlopen op dezelfde manier als de lasten.
De middelen worden in de periode tot 2020 overwegend besteed aan het genereren en uitvoeren van proeftuinen voor duurzame innovatie grondgebonden landbouw. De provincie zet op basis van het in juni 2016 vastgestelde Ambitiedocument InnovatieAgenda Duurzame Landbouw in op de uitvoering van proeftuinen over sluiten van kringlopen, regionale voedselketens en biodiversiteit in de agrarische bedrijfsvoering. Succesvolle proeftuinen bieden de landbouw de basis voor verduurzaming en economische versterking. Naar verwachting zullen de meeste proeftuinen ontstaan in 2017 en 2018.

De begrote lasten voor voornamelijk agrarische structuurversterking en systeem innovatie landbouw stijgen in 2016 met € 3,4 mln en dalen in 2017 met € 1,8 mln naar € 1,6 mln en bedragen voor 2018 en 2019 jaarlijks € 1,4 mln. Dit betreft voornamelijk Hoofdlijnenakkoord-middelen die lopen tot en met 2019, daarom zijn voor de periode daarna vooralsnog nauwelijks lasten begroot.
Met agrarische structuurversterking (door middel van kavelruil) ontstaat voor een agrarische ondernemer een betere ligging en toegankelijkheid van zijn land. Dit leidt onder meer tot een efficiënter en duurzamer bedrijfsvoering en tot vermindering van landbouwverkeer. Hiervoor worden tot 2019 jaarlijks subsidiemiddelen beschikbaar gesteld.
Duurzame innovaties in de landbouw worden vanaf 2016 gesubsidieerd met POP3 middelen, op basis van het Ambitiedocument InnovatieAgenda Duurzame Landbouw.

In de periode 2016 tot en met 2020 lopen nog subsidietoezeggingen af die zijn verstrekt in het kader van de Nota Ruimte Veenweidegebieden / Greenports. Dit betreft € 1 mln in 2016 (daling met € 1,1 mln ten opzichte van 2015), en loopt af naar € 0,5 mln in 2020.

Vanwege de wijzigingen van het BBV is het niet meer toegestaan om overhead naar de doelen binnen de programma’s door te belasten. Dit betekent dat de bedragen voor overhead uit de doelen verwijderd zijn en centraal gepresenteerd worden. Voor dit doel gaat het om een bedrag van € 1,7 mln in 2017. Daarna blijven de begrote apparaatslasten ad € 1 mln in dit doel gelijk tot en met 2020.

Programma 1. Groen, Waterrijk en Schoon

Doel 1.6 Een gezond(er) en veilig(er) leefmilieu

Wat willen we bereiken?

Het milieubeleid richt zich op een gezonde en veilige leefomgeving. Dat betekent dat de provincie wil bereiken dat mensen minder blootgesteld worden aan:

  • Verontreinigde lucht
  • Te hoge geluidbelasting
  • Risico’s vanwege risicovolle activiteiten of transport van gevaarlijke stoffen

Onderdeel van een aantrekkelijk woon-, leef-, en werkklimaat in Zuid-Holland zijn schone lucht en een veilige en relatief rustige omgeving. Het is de uitdaging om de milieukwaliteit te verbeteren en tegelijkertijd de economie te versterken.

Trends en ontwikkelingen

De (emissie)normen voor lucht, geluid en externe veiligheid zijn randvoorwaardelijk voor de ontwikkelruimte in Zuid-Holland. Tot 2040 is er in de Randstad sprake van een groeiende bevolking en mobiliteit met name in de stedelijke netwerken. Dit kan bij ongewijzigd beleid leiden tot meer geluid, een mindere luchtkwaliteit en meer veiligheidsrisico’s. In de economische zwaartepunten, zoals de dienstensector in de steden, de industrie daarbuiten, de Rotterdamse haven en de Greenports, wordt een productiegroei verwacht. Bij ongewijzigd beleid kan dit eveneens leiden tot grotere milieudruk. Deze groei biedt kansen voor innovatieve maatregelen om de groei-ambities binnen de huidige milieugrenzen (geluid, lucht, stikstof depositie en veiligheid) op te vangen.
Het is van belang om het aantal blootgestelden aan overmatige geluidbelasting, NOx, fijnstof en verhoogd overlijdensrisico als gevolg van activiteiten met gevaarlijke stoffen in de provincie te blijven monitoren en beleid zo nodig aan te passen om Zuid-Holland aantrekkelijk te houden. Daarbij is het minimum te voldoen aan Europese normen die op dit gebied gelden.

Wat gaan we doen om dit doel te bereiken?

Beleidstheorie

Economische, ruimtelijke, groene en mobiliteitsambities kunnen alleen vorm krijgen wanneer zij voldoen aan wettelijke eisen inzake de kwaliteit van het milieu, in het bijzonder luchtkwaliteit, geluid en externe veiligheid. Het duurzaam invullen van die ambities draagt bij aan een veilige en gezonde leefomgeving. Duurzaamheid wordt ingebed in de provinciale wettelijke kerntaken ruimte, verkeer en vervoer, economie, groen en water. In de visies en uitvoeringsprogramma’s van deze beleidsvelden is dit verder uitgewerkt.

De provincie werkt, samen met andere overheden, aan een gezond(er) en veilig(er) leefmilieu door het verbeteren van de luchtkwaliteit, het verminderen van geluidsbelasting, het beperken van risico’s vanwege risicovolle activiteiten of transport van gevaarlijke stoffen en de uitvoering van vergunningverlening, toezicht en handhaving bij risicovolle en complexe bedrijven. Door zorg te dragen voor actuele vergunningen, een hoge toezichtsdichtheid en consequent handhavend optreden door de omgevingsdiensten, worden hinder, emissies en risico’s beperkt, doordat bedrijven voldoen aan actuele wet- en regelgeving.

Een bijdrage aan de verbetering van het woon-, werk- en leefklimaat wordt bereikt door uitvoering te geven aan luchtkwaliteitsprojecten, minimaal tot op het niveau van de wettelijke eisen. Door projecten te kiezen, die ook economische, ruimtelijke, groene en mobiliteitsambities dienen, versterken deze doelen elkaar en worden middelen efficiënt benut. Waar mogelijk wordt samengewerkt met andere overheden, om meer uitvoeringskracht en financieel draagvlak te krijgen. Een voorbeeld van deze aanpak is de integrale aanpak gericht op de binnenvaart. De uitstoot van motoren van binnenvaartschepen is substantieel ten opzichte van andere vervoersmodaliteiten. Een aanpak gericht op de binnenvaart draagt bij aan een betere luchtkwaliteit (minder uitstoot) en aan de economische versterking van de sector. Een aanpak waarbij meerdere overheden, kennisinstellingen en bedrijfsleven samen werken, zowel in Zuid-Holland als in Europees verband.

Een leefomgeving met minder hinder draagt bij aan een gezonder leefmilieu. Door het aantal knelpunten langs provinciale wegen te verminderen, neemt het aantal blootgestelden aan geluidhinder af. De knelpunten worden aangepakt met geluid-reducerende maatregelen. Voor geluidbelasting wordt gewerkt aan een geluidregister (vooruitlopend op de verplichting hiervan die in de Omgevingswet wordt voorbereid). Met het geluidregister kan de provincie geluidproductieplafonds voor de provinciale wegen vaststellen, waarop gestuurd kan worden. De geluidsoverlast langs provinciale wegen en in aangewezen stiltegebieden blijft binnen het wettelijk kader en rustige / stille gebieden blijven bestaan.

De provincie beperkt de risico’s op ongevallen met gevaarlijke stoffen en werkt hierin samen met gemeenten en veiligheidsregio’s. Door afspraken te maken over de taakuitvoering en kwaliteit wordt de uitvoering van het externe veiligheid-beleid geprofessionaliseerd en goed geborgd in vergunningen, bestemmingsplannen en visies. Het provinciaal ruimtelijk beleid geeft richting aan deze borging en biedt een kader waarmee nieuwe knelpunten kunnen worden voorkomen. Daarnaast worden bestaande knelpunten zoveel mogelijk opgelost door bron- of ruimtelijke maatregelen te nemen. Dit alles draagt bij aan een veiliger leefmilieu.

Bijdrage Verbonden partijen
De vijf omgevingsdiensten in Zuid-Holland (DCMR Milieudienst Rijnmond, Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid, Omgevingsdienst West-Holland, Omgevingsdienst Midden-Holland en Omgevingsdienst Haaglanden) voeren namens GS het beleid op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving uit binnen de wettelijke kaders en de kaders die de provincie opstelt. Zie ook taak 1.6.5 Opdrachtverlening voor toepassen Nota Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving.
Tot en met 2016 registreerde de Stichting Landelijk Meldpunt Afvalstoffen (LMA) t alle meldingen van binnenlandse transporten van afval en stelde deze gegevens beschikbaar aan overheden voor handhaving, beleid en vergunningverlening. Met het inwerking treden van het nieuwe convenant Melden bedrijfs- en gevaarlijke afvalstoffen 2017 per 1 januari 2017 zullen deze werkzaamheden door het Rijk worden uitgevoerd. Het LMA zal dan geen verbonden partij meer zijn.

Programma 1. Groen, Waterrijk en Schoon

Taak 1.6.1 Kaders stellen en de provincie vertegenwoordigen ten behoeve van alle millieuaspecten

De Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM), de Beleidsvisie Duurzaamheid en Milieu 2013-2017 (BvDM) en de Provinciale Nota Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving (VTH) 2014-2017 vormen de beleidskaders waarbinnen de milieutaken worden uitgevoerd.

In 2017 wordt de Nota Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving geactualiseerd en waar nodig verbeterd en wordt er een nieuwe Nota VTH 2018-2021 vastgesteld. Hierbij wordt geanticipeerd op benodigde wijzigingen als gevolg van het inwerking treden van de Omgevingswet.
De BvDM loopt tot en met 2017 en wordt verlengd met het oog op het opstellen van een provinciale omgevingsvisie.

Programma 1. Groen, Waterrijk en Schoon

Taak 1.6.2 Uitvoeren van maatregelen voor beheersbaar houden, saneren en voorkomen van externe veiligheidsknelpunten

De provincie zet in op clustering van risicovolle activiteiten. Samen met gemeenten, bedrijven en veiligheidsregio’s wordt beleid gevoerd om op daarvoor geschikte locaties (bijvoorbeeld havens in de Rijnmond en Dordrecht) veiligheidscontouren vast te stellen en te beheren. Daarmee wordt voor lange termijn zekerheid geboden aan bedrijven en omgeving waar risico’s toelaatbaar zijn en onder welke voorwaarden. Daarnaast wordt waar mogelijk geanticipeerd op vestiging van nieuwe risicovolle activiteiten zodat deze goed zijn aangesloten op het basisnet vervoer gevaarlijke stoffen. Op deze wijze kunnen in die gebieden waar veel risico’s aanwezig zijn extra maatregelen worden getroffen ter voorbereiding en bestrijding van ongevallen. Ook ontstaat op die plekken waar risicovolle activiteiten verdwijnen meer ruimte voor ontwikkeling.
Daar waar clusteren geen optie is, wordt door middel van ruimtelijk beleid ingezet op het verantwoord combineren van risicovolle activiteiten en de omgeving zodat het aantal verantwoord blootgestelden aan risicovolle activiteiten stijgt. Voor het oplossen van knelpunten bij inrichtingen, die onder provinciaal bevoegd gezag vallen, zijn in de nota VTH aanscherpingen opgenomen. Voor andere knelpunten wordt vooral teruggevallen op ruimtelijk beleid. De provinciale invloed is begrensd, omdat vaak de gemeente bevoegd gezag is. Dit betekent dat knelpunten worden opgelost, maar dat niet uitgesloten kan worden dat nieuwe knelpunten ontstaan. In 2017 vindt een evaluatie van het huidige beleid op externe veiligheid plaats, inhoudelijk ligt de nadruk  op het meenemen van omgevingsveiligheid in de provinciale omgevingsvisie in voorbereiding op de inwerkingtreding van de Omgevingswet in 2019.

De provincie Zuid-Holland voert namens alle decentrale overheden in Nederland het secretariaat voor de Impuls Omgevingsveiligheid. Dit is het landelijk programma waarbij het structureel vergroten en verankeren van veiligheid centraal staat. Binnen dit programma worden ook structureel middelen beschikbaar gesteld voor de taakuitvoering van de Zuid-Hollandse omgevingsdiensten om de professionaliteit en taakuitvoering op externe veiligheid op het gewenste niveau te houden.

Prestatie-indicatoren (= output- en procesindicatoren)

Omschrijving

Nulmeting

2017

2018

2019

2020

1.6.2.1

Aantal EV-knelpunten (=som bestaand - opgelost + nieuw)

33

23

18

13

10

Programma 1. Groen, Waterrijk en Schoon

Taak 1.6.3 Uitvoeren van maatregelen voor beheersbaar houden, saneren en voorkomen van knelpunten in de luchtkwaliteit

Een goede luchtkwaliteit draagt bij aan een gezonder leefmilieu. Om dit te bereiken heeft de provincie samen met het Rijk, gemeenten, regio’s en provincies deelgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het NSL is verlengd tot het inwerking treden van de Omgevingswet. Wel is het NSL eind 2016 financieel afgesloten. Een beperkt aantal provinciale activiteiten met betrekking tot luchtkwaliteit die zijn opgenomen in het Provinciaal Actieprogramma Luchtkwaliteit (PAL) 2012-2015 loopt nog door.

Ondanks de provinciale medewerking aan het NSL en het uitvoering van het PAL staat de luchtkwaliteit in een aantal gebieden onder druk. Als bovenlokale en (boven)regionale gebiedsautoriteit zal de provincie Zuid-Holland in samenwerking met andere overheden het bestaande beleid voortzetten.

Om zowel economie als milieu te verbeteren, zet de provincie in op slimmer, schoner, sterker transport. Zo wordt een nieuw programma voor de binnenvaart opgezet, dat zich richt op de economische, logistieke en milieuprestaties van deze sector. Onderdeel van het programma is het EU-gesubsidieerde project Clean Inland Shipping (CLINSH).Ten behoeve van het ontgassingsverbod uit de provinciale milieuverordening (PMV) wordt het toezicht en de handhaving verder vormgegeven en wordt bezien hoe kan worden aangesloten op een toekomstig nationaal verbod.

Prestatie-indicatoren (= output- en procesindicatoren)

Omschrijving

Nulmeting

2017

2018

2019

2020

1.6.3.1

Aantal knelpunten NO2 en fijnstof langs provinciale wegen

0

0

0

0

0

1.6.3.2

Aantal bijna knelpunten langs wegen in Zuid-Holland (NO2 tussen 38 en 40,5 microgram)

678

400

250

100

0

1.6.3.3

Aantal blootgestelden aan bijna-knelpunten langs wegen in Zuid-Holland

PM

PM

PM

PM

PM

Toelichting prestatie-indicator(en)

De bij het NSL behorende prestatie-indicatoren zijn niet meer relevant vanwege de financiële afronding van het NSL in 2016. De doelen, gerealiseerde maatregelen uit het NSL en in eigen beheer, zijn conform planning gerealiseerd. Gezien de voortzetting van het beleid, dat zich primair richt op het voorkomen van nieuwe knelpunten zijn nieuwe prestatie-indicatoren opgenomen. De indicatoren 1.6.3.2 en 1.6.3.3 richten zich op de wegen van alle wegbeheerders (gemeenten, provincie, Rijk en waterschappen). Op dit moment zijn nog geen data beschikbaar voor indicator 1.6.3.3, naar verwachting komen in de loop van 2017 de data beschikbaar.
Het aantal knelpunten boven de grenswaarden NO2 is inmiddels beperkt tot enkele (gemeentelijke) knelpunten in Rotterdam en Den Haag. Langs provinciale wegen is momenteel geen sprake van knelpunten. Voor de gemeentelijke knelpunten wordt samen met de betreffende gemeenten naar oplossingen gezocht. Tegelijkertijd is er een beperkt risico voor het opnieuw optreden van knelpunten, bijvoorbeeld door een aantrekkende economie. Om dit risico te minimaliseren wordt het luchtkwaliteitsbeleid voortgezet.

Programma 1. Groen, Waterrijk en Schoon

Taak 1.6.4 Uitvoeren van maatregelen voor beheersbaar houden, saneren en voorkomen van geluidshinder

In de vorige collegeperiode is het Actieplan Geluid 2013-2018 vastgesteld. Voor 2017 en 2018 is een Uitvoeringsplan Geluid opgesteld waarbij wordt uitgegaan van het toepassen van de meest kosteneffectieve maatregelen. Hierbij wordt vooral gekeken naar de inzet van diffractoren en andere innovaties.
In 2017 wordt het Actieplan Geluid 2018-2023 opgesteld. Op basis van het uitvoeringsplan kan een verdere ontwikkelingvan het aantal geluidgehinderden langs provinciale wegen worden berekend.

In 2017 wordt verder gewerkt aan het voorbereiden van nieuwe wetgeving ihkv Swung II. De Aanvullingswet geluid die in 2016 in consultatie voorlag, regelt onder andere het gebruik van het instrument geluidsproductieplafonds voor provinciale en lokale wegen. Deze wet vult de Omgevingswet op een aantal punten aan.

Prestatie-indicatoren (= output- en procesindicatoren)

Omschrijving

Nulmeting

2017

2018

2019

2020

1.6.4.1

Aantal km uitgevoerde geluidmaatregelen

PM

PM

PM

PM

PM

Toelichting prestatie-indicator(en)

De provincie bouwt een register op (in verband met de verplichting die volgt met de invoering van de Omgevingswet) waarin alle gegevens over alle geluidmaatregelen zijn opgenomen. Dit register is eind 2016 gereed. Bij Voorjaarsnota 2017 zal het aantal kilometer geluidmaatregel (inclusief schermen, wallen en eventuele innovatieve maatregelen) worden getoond.

Programma 1. Groen, Waterrijk en Schoon

Taak 1.6.5 Opdrachtverlening voor toepassen Nota vergunningverlening, Toezicht en Handhaving

Via vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) op inrichtingen (bedrijven) worden hinder, emissies en risico’s beperkt en wordt bijgedragen aan een schone en veilige leefomgeving. De provincie is op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) vergunningverlenend, toezichthoudend en handhavend bevoegd gezag voor circa 350 (het aantal inrichtingen kan variëren) complexe en risicovolle inrichtingen.
De provincie geeft de vijf omgevingsdiensten opdracht voor de uitvoering van deze VTH taken. Deze diensten voeren ook gemeentelijke taken uit. Conform het Hoofdlijnenakkoord wordt gestreefd naar robuuste omgevingsdiensten voor vergunningverlening, toezicht en handhaving. Naast VTH taken bij inrichtingen voeren de vijf omgevingsdiensten ook taken uit op grond van onder meer de Wet Natuurbescherming (naar verwachting gaan per 1-1-2017 Boswet, Flora en Faunawet en Natuurbeschermingswet op in de Wet Natuurbescherming), Wet bodembescherming, Waterwet, Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden, Wet luchtvaart, Wet geluidhinder en de Provinciale Milieuverordening.

Om goed voorbereid te zijn op de veranderingen in de uitvoeringspraktijk als gevolg van de komst van de Omgevingswet is samen met de vijf Zuid-Hollandse Omgevingsdiensten een Leerkring Omgevingsvergunning nieuwe stijl opgezet.
Met betrekking tot het geconsolideerde overzicht vergunningen zijn er plannen dit verder uit te breiden tot een digitaal overzicht op voorschrift niveau per inrichting. Dit  register op voorschriften niveau kan namelijk als een opmaat gezien worden naar de volledig digitale, raadpleegbare en eenvoudig te actualiseren vergunning. Deze ontwikkeling hangt nauw samen met het digitale stelsel Omgevingswet (DSO). Over deze ontwikkeling worden gesprekken gevoerd met het ministerie van Infrastructuur en Milieu.
In samenspraak met Rotterdam en het Havenbedrijf van Rotterdam is in 2016 een verkenning uitgevoerd naar de mogelijkheden en mogelijke meerwaarde van het koepelconcept. Het koepelconcept beoogt milieugebruiksruimte al in de plan fase vast te leggen. Het idee daarbij is dat in het (toekomstige) Omgevingsplan zowel de ruimtelijke als de milieu hygiënische kaders worden vastgelegd. In 2017 worden de mogelijkheden verkend om - anticiperend op de Omgevingswet - in samenspraak met het ministerie van Infrastructuur en Milieu een pilot te beginnen, die het koepelconcept nader uitwerkt en test in een praktijksituatie.

In 2016 is gestart met het maken van de werkafspraken met de diensten volgens de kostprijssystematiek, op basis van specifiek omschreven producten en hiermee gemoeide inzet en kosten. De komende jaren wordt de systematiek tijdens het gebruik gevalideerd en verder ontwikkeld.

Prestatie-indicatoren (= output- en procesindicatoren)

Omschrijving

Nulmeting

2017

2018

2019

2020

1.6.5.1.a

Percentage op tijd verleende vergunningen voor kortlopende procedures -- DCMR Omgevingsdienst Rijnmond

100%

100%

100%

100%

100%

1.6.5.1.b

Percentage op tijd verleende vergunningen voor kortlopende procedures -- Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid

97%

100%

100%

100%

100%

1.6.5.1.c

Percentage op tijd verleende vergunningen voor kortlopende procedures -- omgevingsdienst Midden Holland

90%

100%

100%

100%

100%

1.6.5.1.d

Percentage op tijd verleende vergunningen voor kortlopende procedures -- omgevingsdienst West Holland

100%

100%

100%

100%

100%

1.6.5.1.e

Percentage op tijd verleende vergunningen voor kortlopende procedures -- omgevingsdienst Haaglanden

90%

100%

100%

100%

100%

1.6.5.2.a

Percentage op tijd verleende vergunningen voor langlopende procedures -- DCMR Omgevingsdienst Rijnmond

47%

>85%

>85%

>85%

>85%

1.6.5.2.b

Percentage op tijd verleende vergunningen voor langlopende procedures -- Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid

87%

>85%

>85%

>85%

>85%

1.6.5.2.c

Percentage op tijd verleende vergunningen voor langlopende procedures -- Omgevingsdienst Midden Holland

86%

>85%

>85%

>85%

>85%

1.6.5.2.d

Percentage op tijd verleende vergunningen voor langlopende procedures -- Omgevingsdienst West Holland

33%

>85%

>85%

>85%

>85%

1.6.5.2.e

Percentage op tijd verleende vergunningen voor langlopende procedures -- Omgevingsdienst Haaglanden

90%

>85%

>85%

>85%

>85%

1.6.5.3.a

Percentage actuele vergunningen tov het totale provinciale bedrijvenbestand -- DCMR omgevingsdienst Rijnmond

PM

100%

100%

100%

100%

1.6.5.3.b

Percentage actuele vergunningen tov het totale provinciale bedrijvenbestand -- omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid

PM

100%

100%

100%

100%

1.6.5.3.c

Percentage actuele vergunningen tov het totale provinciale bedrijvenbestand -- omgevingsdienst Midden Holland

PM

100%

100%

100%

100%

1.6.5.3.d

Percentage actuele vergunningen tov het totale provinciale bedrijvenbestand -- omgevingsdienst West Holland

PM

100%

100%

100%

100%

1.6.5.3.e

Percentage actuele vergunningen tov het totale provinciale bedrijvenbestand -- omgevingsdienst Haaglanden

PM

100%

100%

100%

100%

1.6.5.4.a

Percentage controledichtheid -- DCMR omgevingsdienst Rijnmond

PM

100%

100%

100%

100%

1.6.5.4.b

Percentage controledichtheid -- omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid

PM

100%

100%

100%

100%

1.6.5.4.c

Percentage controledichtheid -- omgevingsdienst Midden Holland

PM

100%

100%

100%

100%

1.6.5.4.d

Percentage controledichtheid -- omgevingsdienst West Holland

PM

100%

100%

100%

100%

1.6.5.4.e

Percentage controledichtheid -- omgevingsdienst Haaglanden

PM

100%

100%

100%

100%

1.6.5.5.a

Percentage naleving DCMR omgevingsdienst Rijnmond

94%

>90%

>90%

>90%

>90%

1.6.5.5.b

Percentage naleving -- omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid

90% (grijs), 94% (groen)

>90%

>90%

>90%

>90%

1.6.5.5.c

Percentage naleving omgevingsdienst Midden Holland

88% (grijs), 100% (blauw)

>90%

>90%

>90%

>90%

1.6.5.5.d

Percentage naleving omgevingsdienst West Holland

92%

>90%

>90%

>90%

>90%

1.6.5.5.e

Percentage naleving omgevingsdienst Haaglanden

88%

>90%

>90%

>90%

>90%

Programma 1. Groen, Waterrijk en Schoon

Doel 1.6 Een gezond(er) en veilig(er) leefmilieu

Effectindicatoren

Effectindicatoren (= outcome indicatoren)

Omschrijving

Nulmeting

2017

2018

2019

2020

1.6.a

Aantal blootgestelden aan risicovolle activiteiten

653.000

0%

0%

0%

0%

1.6.b

Aantal verantwoord blootgestelden aan risicovolle activiteiten (als percentage van totaal aantal blootgestelden)

27%

61%

62%

63%

64%

1.6.c

Aantal blootgestelden boven de grenswaarde stikstofdioxide (NO2)

81.000

0%

0%

0%

0%

1.6.d

Aantal geluidgehinderden langs de provinciale wegen boven de 55 dB

9.800

PM

PM

PM

PM

Toelichting effectindicator(en)

1.6.d: In 2017 wordt het Actieplan Geluid 2018-2023 opgesteld. Op basis van het daarbij behorende uitvoeringsplan wordt een verdere ontwikkeling in de afname van het aantal geluidgehinderden langs provinciale wegen berekend.

Programma 1. Groen, Waterrijk en Schoon

Doel 1.6 Een gezond(er) en veilig(er) leefmilieu

Wat mag dat kosten voor het doel?

Exploitatie
(bedragen x €1.000)

Jaarrekening 2015

Begroting 2016 na VJN

Begroting 2017

Raming 2018

Raming 2019

Raming 2020

DOEL 1-6 Een gezond(er) en veilig(er) leefmilieu

Lasten

62.942

73.427

59.539

47.853

47.503

47.279

Baten

4.871

3.519

10.170

3.850

3.700

3.580

Totaal saldo van baten en lasten

-58.071

-69.909

-49.369

-44.003

-43.803

-43.699

Programmareserves

Frictiekosten algemeen

0

0

0

0

0

Frictiekosten RUD

846

1.328

0

0

0

0

Kosten/risico bestuursdwang OD's

0

0

0

0

0

Luchtkwaliteit (NSL)

990

2.750

2.363

-93

200

100

Meerjarenplan Bodemsanering

0

0

0

0

0

Milieuaspecten omgevingbeleid

0

470

484

0

0

Mitigatie/Energie

0

0

0

0

0

Reserve Omgevingsveiligheid

14.470

16.006

2.780

0

0

0

Stimulering duurzame energie

309

87

0

0

0

0

+ Bijdrage uit reserve

16.616

20.171

5.612

390

200

100

Frictiekosten algemeen

0

0

0

0

0

Frictiekosten RUD

0

0

0

0

0

Groene ambities

150

0

0

0

0

0

Luchtkwaliteit (NSL)

1.183

0

0

0

0

0

Reserve Omgevingsveiligheid

14.700

16.756

0

0

0

0

- Storting in reserve

16.033

16.756

0

0

0

0

Resultaat

-57.488

-66.494

-43.756

-43.613

-43.603

-43.599

Toelichting meerjarenraming

In afwachting van de inwerkingtreding van de Omgevingswet in 2019 is de Decentralisatie-uitkering Programma impuls omgevingsveiligheid van € 2,8 mln voor 2017 incidenteel opgenomen.
In 2017 vindt de afrekening plaats van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit waarvoor aan lasten € 7,5 mln en baten € 5,5 mln is geraamd.
Voor de uitvoering van het EU-gesubsidieerde meerjarige project Clean Inland Shipping (CLINSH) wordt in de periode 2017-2020 voor de lasten respectievelijk € 2 mln, € 0,8 mln, € 0,5 mln en € 0,3 mln geraamd.
De baten bedragen in die periode respectievelijk € 1,3 mln, € 0,5 mln, € 0,3 mln en € 0,2 mln.

Programma 1. Groen, Waterrijk en Schoon

Middeleninzet

Exploitatie
(bedragen x €1.000)

Begroting 2017

Raming 2018

Raming 2019

Raming 2020

Programma 1 Groen, Waterrijk en Schoon

Lasten

215.751

208.369

189.671

174.705

Baten

65.832

73.943

66.561

65.951

Totaal saldo van baten en lasten

-149.918

-134.426

-123.110

-108.753

Bijdrage uit reserve

36.684

29.947

18.465

12.690

Storting in reserve

0

0

704

871

Resultaat

-113.235

-104.479

-105.349

-96.934

Incidentele baten en lasten
(bedragen x €1.000)

Begroting 2017

Raming 2018

Raming 2019

Raming 2020

Programma 1 Groen, Waterrijk en Schoon

Lasten

97.633

98.992

83.300

67.997

Baten

46.952

56.616

52.806

52.416

Totaal saldo van baten en lasten

-50.682

-42.376

-30.495

-15.580

Bijdrage uit reserve

36.674

29.937

18.455

12.680

Storting in reserve

0

0

704

871

Resultaat

-14.008

-12.439

-12.744

-3.771

Opmerking: De incidentele baten en lasten maken onderdeel uit van de totale exploitatie van het programma.  

In programma 1 wordt het beleid uiteengezet voor de beleidsonderwerpen Water en Groen.
Voor het beleidsonderwerp Groen worden de onderwerpen Natuurnetwerk Nederland en het Plattelands Ontwikkelings Programma (POP3) hieronder kort toegelicht met verwijzing naar de plaatsen waar u nadere informatie over deze onderwerpen kunt vinden in deze begroting.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

De provincie werkt via verschillende sporen aan het doel van het behouden en waar mogelijk versterken van de biodiversiteit.

Een belangrijk instrument voor het behouden en versterken van de biodiversiteit, is de verdere realisatie van de restantopgave aan nieuwe natuur (taak 1.4.1), oftewel het afronden van het Zuid-Hollandse deel van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). In 2017 wordt bijvoorbeeld naar verwachting de inrichting van de Crezéepolder en Spuimonding-Oost afgerond en worden inrichtingsprojecten in de Krimpenerwaard en Gouwe-Wiericke opgestart, voortgezet en/of afgerond. Ook voor particulier natuurbeheer, waarbij eigenaren subsidie krijgen om zelf hun grond om te vormen in natuur, blijven de mogelijkheden open staan.

Met het verlenen van subsidie voor het beheer van de natuur (taak 1.4.2) en voor agrarisch natuurbeheer (taak 1.4.4), bevordert de provincie de instandhouding en ontwikkeling van natuurwaarden. Met name in gebieden die vallen binnen Natura 2000, kunnen extra inrichtings- en beheermaatregelen nodig zijn (taak 1.4.3).

Aanvullend hierop kunnen maatregelen in recreatiegebieden, soortgerichte maatregelen (taak 1.4.5) en een instrument als ‘tijdelijke natuur’ verder bijdragen aan behouden en versterken van biodiversiteit.

POP3

Het Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2020 (POP3) is een onderdeel van het Europese Gemeenschappelijke Landbouwbeleid. Het programma streeft naar:

  • Concurrentiekracht en innovatie moderne en renderende agrarische sector die in 2020 schoon en effectief produceert, in balans met mens en omgeving
  • Duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen, daarbij inbegrepen water bijdragen aan herstel van natuur- en milieukwaliteit met oog op Vogel- en Habitatrichtlijn, Nitraatrichtlijn en Kaderrichtlijn Water
  • Goede conditie van het platteland met kwaliteit van natuur en landschap bijdragen aan doelstellingen voor biodiversiteit, natuur en landschap

De provincie heeft twee regelingen om over Europese POP3-middelen (+ verplichte cofinanciering door provincie, waterschappen of gemeenten) te beschikken:

  1. Subsidieregeling Natuur en Landschapsbeheer onderdeel Agrarisch natuurbeheer
  2. Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland met diverse openstellingsmogelijkheden

In het begrotingsproces stellen Provinciale Staten subsidieplafonds en tussentijdse bijstellingen vast. Gedeputeerde Staten besluiten tot afzonderlijke openstellingen. De openstellingen faciliteren o.a. de uitvoering van Duurzame Landbouw, Natura2000, Gebiedsprogramma’s Groen, het beleidsthema Water en de Leader-aanpak met de lokale actiegroepen Holland-Rijnland, en Polders en Waarden.

De inzet van POP3-middelen is gekoppeld aan Programma 1 Groen, Waterrijk en Schoon, verspreid over de doelen 1.2 Goede kwaliteit en kwantiteit grond- en oppervlaktewater, 1.4 De biodiversiteit is behouden en waar mogelijk versterkt en 1.5 Sterke positie voor duurzame economisch rendabele grondgebonden landbouw.

Programma 1. Groen, Waterrijk en Schoon

Effectindicatoren