Begroting en verantwoording

3. Aantrekkelijk en Concurrerend

Inleiding

Voor een aantrekkelijk en concurrerend Zuid-Holland

Economie
Om aantrekkelijk en concurrerend te blijven, zet de provincie zich samen met partners in om de economische kracht van het gebied rond Rotterdam en Den Haag veel beter te benutten. De basis hiervoor is het investeringsprogramma Investeren in Vernieuwen. Dit programma is opgesteld door de Metropoolregio Rotterdam Den Haag, de Economische Programmaraad Zuidvleugel, de Provincie Zuid-Holland, Holland Rijnland en Drechtsteden en heeft als doel de economie in het dichtstbevolkte stuk van Nederland te vernieuwen en te verduurzamen. Investeren in Vernieuwen bestaat uit 150 concrete projecten die zijn aangedragen door de betrokken gemeenten, de provincie, kennisinstellingen en het bedrijfsleven.

Energie
De provincie wil snel meer energie besparen en de overgang naar schone energie slimmer en sneller realiseren. Ruim 200 betrokkenen van bedrijven, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en overheden hebben bijgedragen aan het opstellen van de Zuid-Hollandse Energieagenda. In deze agenda staan ambities en acties voor industrie, glastuinbouw, stedelijke omgeving, mobiliteit en infrastructuur en productie van duurzame energie. De provincie en samenwerkingspartners werken aan vijf strategieën: innovatie, gebruik rest- en aardwarmte, duurzaam investeren, energietransitie ruimtelijk mogelijk maken en samen werken met de regio’s.

Omgevingsbeleid
De opgave om een Omgevingsvisie, een Omgevingsverordening en Omgevingsprogramma’s binnen de kaders van de Omgevingswet te ontwikkelen is één van de prioriteiten van het college. Voor de ontwikkeling van het provinciale omgevingsbeleid heeft Zuid-Holland een adaptieve werkwijze ontwikkeld. Op deze manier kan de provincie blijven inspelen op ontwikkelingen in de maatschappij en constructief meedenken met de opgaven op gemeentelijk niveau.

Actieprogramma Slim ruimtegebruik
De provincie Zuid-Holland werkt met gemeenten en organisaties samen om de schaarse ruimte in onze dichtbevolkte provincie beter te benutten. Eén van de vier actielijnen uit het in 2016 vastgestelde actieprogramma Slim ruimtegebruik betreft het uitvoeren van gebiedsgerichte pilots, waarover op dit moment met meerdere gemeenten gesprekken worden gevoerd. Het gaat dan om gebieden die om herontwikkeling vragen, maar waar zich problemen voordoen om dit mogelijk te maken. De provincie wil in de pilots de betrokken partijen helpen om een doorbraak te forceren, bijvoorbeeld door het beschikbaar stellen van deskundigheid.

Cultureel erfgoed
Het beleid voor cultureel erfgoed krijgt vanaf 2017 nieuwe accenten in een nieuwe beleidsvisie cultureel efgoed. Deze accenten betreffen de kwaliteitsverbetering van erfgoedlijnen, meer inzet op herbestemmingen gekoppeld aan slim ruimtegebruik, monumentale gebouwen en landschapslijnen centraal stellen in transformatie-opgaven. Daarnaast wordt deintensivering op publieksbereik archeologie, molenonderhoud en monumentrestauraties voortgezet.

Doelen en taken

Programma 3. Aantrekkelijk en Concurrerend

Doel 3.1 Een groeiende, duurzame en innovatieve economie

Wat willen we bereiken?

Met dit doel wordt beoogd het volgende te bereiken:

  • Vergroten van de innovatiekracht van het kennisintensieve MKB
  • Vergroten van het organiserend vermogen van het kennisintensieve MKB
  • Vergroten van het organiserend vermogen in de Greenports en in het Haven Industrie Complex (HIC)
  • Duurzame transitie van de Greenports en het Haven industrie Complex (HIC)

De provincie wil de regionale economie versterken door ruimte te scheppen voor een groei die duurzaam en innovatief is. Ook wil de provincie zich onderscheiden met een flexibele en innovatieve economie en wil nieuwe kennisintensieve sectoren en werkgelegenheid creëren door de kennis en innovatie in Zuid-Holland beter te benutten. Voorts zet de provincie zich in voor het behoud van de sterke positie die de Greenports in de wereld hebben. Daarnaast wil de provincie het moderniseringsproces van het HIC faciliteren. Het Rotterdamse havengebied verandert van een klassieke haveneconomie naar een kennisintensief complex gebaseerd op (informatie-)technologie, hernieuwbare grondstoffen en innovatieve diensten.

De lage ligging, grote bevolkingsdichtheid en de aanwezigheid van energie-intensieve industrie (Chemie, Greenports en Logistiek) maken Zuid-Holland extra kwetsbaar voor de groeiende schaarste aan grondstoffen, de stijgende energieprijzen en de klimaatverandering. Voor de Zuid-Hollandse economie is een transitie naar een water- en energie-efficiënte economie gebaseerd op duurzame energie en biobased grondstoffen urgent. De randvoorwaarden voor de transitie van de Greenports en het HIC zijn echter nog niet op orde. Ook benut Zuid-Holland ondanks de gunstige uitgangspositie haar innovatiepotenties onvoldoende. Twee zwaktes liggen daaraan ten grondslag: ondermaatse samenwerking tussen overheden, kennisinstellingen en bedrijven en een achterblijvend aantal kennisintensieve MKB'ers die erin slagen om door te groeien. Technologische ontwikkelingen en globalisering scheppen een nieuwe economie met een grote dynamiek, die vraagt om aanpassing van bestaande bedrijvigheid en ruimte voor starters.

De provincie blijft samen met mede-overheden, bedrijven en kennisinstellingen, grotendeels verenigd in de regionale ontwikkelingsmaatschappij InnovationQuarter (IQ) en de Economische Programmaraad Zuidvleugel (EPZ) uitvoering geven aan de gezamenlijke Economische Agenda Zuidvleugel (EAZ). Met het Rijk en de andere provincies heeft de provincie afspraken gemaakt in de samenwerkingsagenda ‘Gezamenlijke MKB innovatie-ondersteuning’ over instrumenten voor en dienstverlening aan het MKB. Dit betreft een rollende agenda waar de komende jaren verder invulling aan gegeven zal worden.

Trends en ontwikkelingen

Recente rapporten zoals de Economische Monitor Zuid-Holland 2016, de Randstadmonitor, het rapport 'Visie op regio’s in 2014' van de ING, het rapport over de Metropoolregio Rotterdam – Den Haag van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OECD) en de Voortgangsrapportage Havenvisie 2014 van de Convenantspartners Havenvisie 2030 tonen dat Zuid-Holland economische sectoren met veel potentie heeft, maar dat onze regio niet sterker uit de crisis is gekomen en wat betreft innovatie achterblijft ten opzichte van andere regio’s. Tegelijkertijd luidt het advies van de adviesorganen om blijvend in te zetten op het versterken van de regionale samenwerking en stimulering van innovatie (in het bijzonder MKB). Deze inzichten tonen eens te meer aan dat de provincie moet doorgaan met het vergroten van slagkracht en samenwerking, tegengaan van versnippering van inzet en middelen en samenwerking met de partners in de Economische Programmaraad Zuidvleugel. Van de tuinbouw in Nederland bevindt zich 27% in Zuid-Holland (Economische Monitor Zuid-Holland 2015). Vergeleken met 2010 is de werkgelegenheid in deze topsector in 2014 gedaald naar 79% en is nu op het niveau van 20.569 banen. Het aantal vestigingen is gedaald naar 68% in 2014 ten opzichte van 2010 en bedraagt nu 2619. De tuinbouw moet een moderniseringsslag maken om een duurzame succesvolle sector te blijven in de toekomst.

De Rotterdamse haven is nog steeds de grootste haven van Europa. Ongeveer 45% van de overslag bestaat uit natte bulkgoederen (voornamelijk olieproducten), waarmee Rotterdam een echte chemie- en energiehaven is. In 2014 bestond 29% van de overslag uit containers en dit aandeel is groeiende. Grootschalige bulkstromen en doorvoer zijn belangrijk voor de internationale positie van de haven en ketens met een hogere toegevoegde waarde zijn juist ook interessant voor de regio. De belangrijkste opgaven voor de komende tijd zijn dan ook enerzijds het behouden van een sterke positie in een veranderend chemie- en energiespeelveld en anderzijds het meegroeien met de toenemende containerisatie van het transport én het binden van (nieuwe) ketens aan de haven. Dit laatste vraagt om samenwerking van partners in een logistieke keten, zoals de verslogistiek en de Greenports en om versterking van het logistieke systeem rond de haven, zoals de realisatie van een multimodaal transportsysteem waarvoor overslaglocaties en inlandterminals nodig zijn en het aanpassen van de binnenvaartsector aan de groei. De toekomst van chemie en energie zit in nieuwe vormen van energie en energie-opslag, collectieve voorzieningen en energie-efficiency, nieuwe vormen van duurzamere biomassa en chemische bewerking en hogere verwaarding. De maritieme- en offshore industrie heeft zich relatief sterk getoond in de crisisjaren en vormt een belangrijke sector in het hele gebied van Hoek van Holland tot en met de Merwede. Goede vestigingsvoorwaarden en mogelijkheden om te innoveren zijn belangrijke voorwaarden om deze positie te behouden en verder uit te bouwen.

Wat gaan we doen om dit doel te bereiken?

Om een groeiende, duurzame en innovatieve economie te bevorderen kan de overheid randvoorwaarden scheppen en gewenste ontwikkeling stimuleren. Een goede kennisinfrastructuur, , een goede samenwerking tussen bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheid en duurzame modernisering van bestaande sectoren dragen bij aan deze doelstelling. De provincie richt zich op het scheppen van randvoorwaarden voor en stimuleren van het innovatief MKB, de campussen en de hotspots voor innovatie en de duurzame transitie van de Greenports en het Haven Industrieel Complex (HIC) naar een nieuwe economie.
De provincie zet hiervoor in op:

  1. Het verstrekken van subsidie ter stimulering van innovatie door het MKB en ter versterking van het organiserend vermogen van het MKB in de kennisclusters, de Greenports en het Havenindustrieel complex;
  2. Het beter benutten van het innovatiepotentieel van de provincie door het beschikbaar stellen van kapitaal en subsidie  aan InnovationQuarter;
  3. Het aangaan van samenwerkingsverbanden  en het maken van afspraken met partijen in de regio en het Rijk;
  4. Het op orde brengen van de randvoorwaarden van de transitie van de Greenports en het HIC naar een nieuwe economie. Het betreft randvoorwaarden op het gebied van ruimte, infrastructuur, milieu, energie en Europese samenwerking. Deze doelstelling wordt ook via andere kerntaken gerealiseerd.

InnovationQuarter (IQ) draagt bij aan de ambitie van GS om het innovatiepotentieel van Zuid-Holland beter te benutten. IQ ontsluit het innovatieve vermogen van Zuid-Holland en versterkt op deze wijze de concurrentiekracht van de regio duurzaam. Dat doet IQ door het mogelijk maken van financiering van vernieuwende en snelgroeiende bedrijven (vanuit haar kerntaak Capital), bevordering van samenwerking tussen ondernemers, kennisinstellingen en de overheid (vanuit haar kerntaak Business Development) en door het aantrekken en behouden van innovatieve bedrijven en investeringen naar / in de regio, die: sector / cluster versterkend zijn; leiden tot een toename in private R&D investeringen en/of leiden tot een toename in werkgelegenbeheid (vanuit haar kerntaak Foreign Investment). De inhoudelijke focus van IQ ligt bij de speerpunten Cleantech, Life Sciences & Health, Safety & Security, Horticulture en Smart Industry. De geografische focus ligt op de gehele provincie Zuid-Holland.

Programma 3. Aantrekkelijk en Concurrerend

Taak 3.1.1 Economische clusters en innovatief MKB faciliteren

Om een groeiende, duurzame en innovatieve economie te stimuleren, gaat de provincie economische clusters en innovatief MKB faciliteren en daarnaast de transitie van de Greenports en het HIC ondersteunen met de inzet van ruimtelijk, milieu- en infrastructureel instrumentarium.

Uitvoering van de samenwerkingsagenda 'Gezamenlijke innovatie ondersteuning MKB'
Door middel van de samenwerking met het Rijk (samenwerkingsagenda 'Gezamenlijke MKB innovatieondersteuning') en via de subsidieregeling MKB innovatieondersteuning Zuid-Holland stimuleert de provincie innovatie in het MKB in de topsectoren van Zuid-Holland waar onder de Greenports en de topsectoren gelieerd aan het HIC. De provincie en het ministerie van Economische Zaken hebben in 2016 ieder € 4,45 mln behoeve van deze regeling ingezet. Na evaluatie van de gezamenlijke uitvoering hebben Rijk en regio’s begin 2016 besloten de samenwerking op het vlak van het MIT voort te zetten.

Ondersteunen van samenwerkingsverbanden die publieke en private partijen samenbrengen rondom economische clusters met veel groeipotentie
De provincie zet middelen in voor de ontwikkeling van regionale netwerken waarin de triple helix partijen zijn vertegenwoordigd. Met de subsidieregeling regionale netwerken topsectoren wil de provincie binnen de pijlers Greenports, HIC en Kennisas het organiserend vermogen van de topsectoren en hun cross-overs versterken. Cross-over verbindingen stimuleren vernieuwing en innovatieve samenwerking.

Uitvoering van de Economische Agenda Zuidvleugel en doorontwikkeling Economische Programmaraad Zuidvleugel
Met de uitvoering van de Economische Agenda Zuidvleugel versterkt de provincie het organiserend vermogen door het bevorderen van regionale samenwerking en samenhang, stimuleert de provincie het innovatief MKB, innovatieve campussen en hotspots en de transitie van de Greenports en het HIC.

Investeren in vernieuwen: een gezamenlijke investeringsagenda met regio’s en de EPZ
Samen met de Metropoolregio Rotterdam Den Haag, de regio Drechtsteden, de regio Holland-Rijnland en de Economische Programmaraad Zuidvleugel heeft de Provincie een investeringsprogramma opgesteld[1] gericht op vernieuwing van de economie. Dit programma is niet in beton gegoten, maar drukt wel de ambitie uit om samen met bedrijven, kennisinstellingen, het rijk en Europa de projecten en bijbehorende financiering uit te werken.  

Organiseren van financiering voor proeftuinen en innovatieprojecten
Via het Kansen voor West II programma zet de provincie in op het stimuleren van innovatieve proeftuinen. Het doel is om in de proeftuinen met behulp van nieuwe kennis rendabele oplossingen te vinden voor maatschappelijke opgaven, zoals op het gebied van duurzaamheid, gezondheid en veiligheid. Via de proeftuinen worden met name kennisintensieve MKB-ers ondersteund om hun nieuwe producten en diensten te ontwikkelen en te testen. Naast de middelen uit Europa (EFRO) en de private middelen die worden ingezet, zet de provincie ook cofinanciering in om de proeftuinen te ondersteunen. Ook voor innovatieve Interreg-projecten op het gebied van clean technology waar samen wordt gewerkt met een Vlaamse partner zet de provincie cofinanciering in.

Uitvoeringsorganisatie InnovationQuarter ondersteunen
Met deelname in de regionale ontwikkelingsmaatschappij InnovationQuarter (IQ), het beschikbaar stellen van aanvullend kapitaal en het verlenen van subsidie aan IQ wil de provincie het innovatiepotentieel van Zuid-Holland beter benutten.

De vier Greenports ondersteunen en ruimtelijk faciliteren
De provincie richt zich op het stimuleren van innovatie, het ruimtelijke accommoderen van onder andere ontwikkelingen die de modernisering, clusterwerking en verbetering van de logistieke verbindingen ten goede komen.

Het Havenindustrieel complex ondersteunen en faciliteren bij groene chemie, logistiek en maritiem
De provincie richt zich op het stimuleren van samenwerking en innovatie, het ruimtelijk accommoderen van haven gerelateerde ontwikkelingen en haven gerelateerde overslaglocaties, het stimuleren van de ontwikkeling van een energie- en grondstof efficiënte haven en het stimuleren van versterking van de Greenport en Mainportrelatie door facilitering van het bedrijfsleven

[1] Op 6 juli 2016 is het Regionaal Investeringsprogramma ‘Investeren in vernieuwen’ aangeboden aan minister-president Rutte.

Prestatie-indicatoren (= output- en procesindicatoren)

Omschrijving

Nulmeting

2017

2018

2019

2020

3.1.1.1

Aantal kennisintensieve MKB'ers uit topsectoren ondersteund

90

90

90

90

90

3.1.1.2

Aantal triple helix-netwerken ondersteund gericht op Kennis en Innovatie, de Greenports en het Haven Industrieel Complex

8

8

8

8

8

3.1.1.3

InnovationQuarter ondersteund met kapitaal en middelen voor de uitvoering van Business Development en Marketing &

11 mln

16,5 mln

1,5 mln

1,5 mln

1,5 mln

Programma 3. Aantrekkelijk en Concurrerend

Taak 3.1.2 Ondersteunen van een ruimtelijke voorwaarden scheppen voor toeristisch / recreatief ondernemerschap

Deze taak volgt uit het Hoofdlijnenakkoord en is door GS uitgewerkt in de notitie “De gedeelde opgave van Toerisme en Recreatie!”, die op 1 april 2016 aan PS is aangeboden. In de notitie is een aantal kansrijke projecten geselecteerd dat voor provinciale ondersteuning in aanmerking komt. Dit zijn onder meer: de toeristisch-recreatieve ontwikkeling van de Hollandse Delta, het stimuleren van waterrecreatie en het versterken van de (internationale) bekendheid van Zuid-Hollandse bestemmingen door deelname aan HollandCity van het Nationaal Bureau voor Toerisme & Congressen (NBTC). Deze selectie is eind 2015 gemaakt op basis van de stand van zaken op dat moment. Nieuwe in- en externe ontwikkelingen kunnen aanleiding zijn om daarin verschuivingen aan te  brengen. Deze taak raakt vooral de aanpalende beleidsterreinen groen, water, erfgoed en economie.

Programma 3. Aantrekkelijk en Concurrerend

Taak 3.1.3 Integraal Gebiedsprogramma Goeree-Overflakkee

De provincie Zuid-Holland en de gemeente Goeree-Overflakkee werken sinds januari 2013 samen aan het Integraal Ruimtelijk Programma (IRP) Goeree-Overflakkee. Het doel van het programma is het realiseren van nieuwe economische impulsen om de sociale en economische vitaliteit van het landelijk gebied inclusief dorpen en kernen te versterken en te behouden. Tot en met 2016 hebben partijen financiële middelen beschikbaar gesteld voor het programma.

In de evaluatie in 2015 werd geconcludeerd dat het IRP heeft geleid tot een verbeterde relatie tussen gemeente en provincie, een versterking van de provinciale inzet op Goeree-Overflakkee, het realiseren van projecten en het genereren van financiële middelen voor het eiland. Zowel gemeente als provincie hebben bestuurlijk aangegeven dat zij na 2016 de samenwerking in programmaverband willen doorzetten.

Het brede perspectief van het IRP en de inzet op het proces biedt meerwaarde bij complexe processen waarbij diverse organisatieonderdelen van de provincie en de gemeente betrokken zijn. En die opgaven zijn er nog steeds op Goeree-Overflakkee. Er lopen diverse sectorale programma's op het eiland en er is behoefte aan menskracht en proceskracht om projecten voor die programma's van de grond te krijgen / aan te jagen. De ontwikkeling van de getijdencentrale valt daar ook onder.

Het IRP zal een vervolg krijgen in een Integraal Gebiedsprogramma Goeree-Overflakkee. Voor dit programma zal samen met de gemeente een programmaplan worden opgesteld.

Doel van het nieuwe programma blijft gericht op de versterking van de regionale economie en zal zich richten op:

  • Samenwerking tussen partijen
  • Versterking van de samenhang van projecten en (sectorale) programma's
  • Verbeteren va processen en organiseren van activiteiten om processen verder te krijgen.

Programma 3. Aantrekkelijk en Concurrerend

Doel 3.1 Een groeiende, duurzame en innovatieve economie

Effectindicatoren

Effectindicatoren (= outcome indicatoren)

Omschrijving

Nulmeting

2017

2018

2019

2020

3.1.a

Procentuele jaarlijkse groei van het inkomen van de prioritaire clusters

0,1

0,1

0,1

0,1

0,1

Programma 3. Aantrekkelijk en Concurrerend

Doel 3.1 Een groeiende, duurzame en innovatieve economie

Wat mag dat kosten voor het doel?

Exploitatie
(bedragen x €1.000)

Jaarrekening 2015

Begroting 2016 na VJN

Begroting 2017

Raming 2018

Raming 2019

Raming 2020

DOEL 3-1 Een groeiende, duurzame en innovatieve economie

Lasten

10.296

22.903

12.264

11.555

11.549

6.542

Baten

79

1.298

80

80

80

80

Totaal saldo van baten en lasten

-10.217

-21.605

-12.184

-11.475

-11.469

-6.462

Programmareserves

#Kennisinfrastructuur

0

0

0

0

0

#Zuidvleugelfonds/onderd.kennisinfra

0

0

0

0

0

1%-regeling Kunst

10

0

0

0

0

2014 DP Clusterregeling Z-H

600

0

0

0

0

0

2015 DP Impulsprogramma CVT

250

0

0

0

0

Bedrijventerreinen

3.262

0

0

0

0

EFRO middelen

0

0

0

0

0

Interreg-cofinanciering EFRO

2.495

1.000

0

0

0

0

IRP Goeree-Overflakkee

864

965

300

0

0

0

Overcommittering OP-West

710

5.895

0

0

0

0

Pieken in de Delta

10

0

0

0

0

0

Regionale netwerken topsectoren

1.275

0

0

0

0

Reservering IRP's

600

0

0

0

0

0

+ Bijdrage uit reserve

5.279

12.657

300

0

0

0

2014 DP Clusterregeling Z-H

0

0

0

0

0

2015 DP Impulsprogramma CVT

250

0

0

0

0

0

InnovationQuarter v.h.ROM Zuidvleug.

1.100

0

0

0

0

0

Interreg-cofinanciering EFRO

1.700

4.400

2.500

0

0

0

IRP Goeree-Overflakkee

600

0

0

0

0

0

MIT MKB Innovatiestimulering topsect

4.500

0

0

0

0

Overcommittering OP-West

0

0

0

0

0

Regionale netwerken topsectoren

2.083

1.500

0

0

0

0

Reserve ROM-D

0

0

0

0

0

Versterking economie

5.335

0

0

0

0

WorldExpo 2025

0

600

600

0

0

- Storting in reserve

5.733

15.735

3.100

600

0

0

Resultaat

-10.670

-24.683

-14.984

-12.075

-11.469

-6.462

Toelichting meerjarenraming

In de Voorjaarsnota 2016 is het economisch beleid van de provincie structureel steviger verbonden met andere PZH-kerntaken en met het economisch beleid van partners in de Zuidvleugel, andere provincies en het Rijk. Deze nadere uitwerking van het Hoofdlijnenakkoord leidt in de periode 2016-2020 tot € 20,4 mln. aan lasten voor de versterking van het economisch beleid. Dekking hiervan vindt plaats vanuit de  bestaande programmamiddelen economie in de periode 2016-2020, waarvan € 12 mln. uit vrijval van middelen voor Herstructurering Bedrijventerreinen. In de voorjaarsnota 2016 is € 5,3 mln. in de reserve versterking economie gestort (uit vrijval middelen bedrijventerreinen). Dit verklaart voor een deel het incidenteel hogere nadelige resultaat voor dit doel in 2016. De versterking van het economisch beleid in de periode 2016-2020 vindt gefaseerd plaats. De nadere uitwerking van deze fasering zal worden verwerkt in de voorjaarsnota 2017.

In de voorjaarsnota 2016 is € 3,5 mln. in de reserve MIT gestort vanuit de financiële ruimte. In de decembercirculaire 2015 van het Rijk werd dit bedrag conform verwachting  toegewezen aan PZH voor MKB-MIT. Dit is in de jaarrekening 2015 verwerkt als beklemd gedeelte van het jaarresultaat 2015.
Ook dit bedrag verklaart voor een deel het incidenteel hogere nadelige resultaat voor dit doel in 2016. De desbetreffende Rijksbijdrage 2016 zal overeenkomstig in de jaarrekening 2016 en de voorjaarsnota 2017 worden verwerkt.

Bij amendement A-519 is in de Voorjaarsnota 2016 € 250.000 beschikbaar gesteld voor onderwijs en arbeidsmarktbeleid / stageplekken. Omdat deze uitgaven in 2017 zullen plaatsvinden, is het budget 2016 in de najaarsnota 2016  verlaagd. Scholieren in vooral MBO en HBO ondervinden vaak moeite met het vinden van een stageplek, waardoor studievertraging wordt opgelopen. ln het licht van de snelle verandering van de economie kan een onderwijsachterstand hen op de arbeidsmarkt op achterstand plaatsen. Om dit effectief te voorkomen is een brede coalitie van overheden, scholen en bedrijven nodig. De provincie kan hierin bijdragen door deze stageplaatsen.

Voor het aanjagen / versnellen van (ruimtelijk-)economische groei en dus werkgelegenheid) en innovatie in Rotterdam, de regio en elders in Nederland was initieel de gedachte het programma Expo 2025 in te zetten als een middel. Het  doel blijft vanzelfsprekend overeind, ook nu het Kabinet de kandidaatstelling niet ondersteunt. De minister van Economische Zaken heeft de initiatiefnemers - het bedrijfsleven en de regiopartners - aan tafel genodigd om van gedachten te wisselen over gezamenlijke inspanningen om de economische ontwikkelingen op een andere manier een boost te geven. De in de Voorjaarsnota 2016 beschikbaar gestelde middelen programma Expo voor 2016 (€ 0,6 mln.) blijven hiertoe gereserveerd en zijn in de Najaarsnota 2016 in de programmareserve gestort. Dit geldt ook voor de bijdragen in 2017 en 2018 (in totaal behelst de bijdrage € 1,8 mln.).

Via het Hoofdlijnenakkoord in de Begroting 2016 zijn middelen (totaal incidenteel € 14 mln.) ter beschikking gesteld voor stimulering van de innovatie binnen het midden- en kleinbedrijf (MKB). Dit leidt bij dit doel in 2016, 2017, 2018 en 2019 tot hogere lasten (jaarlijks € 3,5 mln.). Daarnaast zijn via het Hoofdlijnenakkoord middelen (totaal incidenteel € 6 mln.) ter beschikking gesteld voor het ondersteunen van samenwerkingsverbanden die publieke en private partijen samenbrengen rondom economische clusters met veel groeipotentie. Dit leidt bij dit doel in 2016, 2017, 2018 en 2019 tot hogere lasten van jaarlijks € 1,5 mln.
De hogere lasten uit het Hoofdlijnenakkoord in de periode 2016-2018 verklaren de daling van de lasten in 2020.

In de bezuinigingsronde 2013 is besloten incidentele middelen Economie 2014 (€ 2,5 mln.) en 2015 (€ 2,5 mln.) te onttrekken en deze voor de jaren 2016 en 2017 weer toe te voegen. Deze exploitatiemiddelen 2017 Schaalsprong worden gefaseerd besteed en in de programmareserve Cofinanciering-Interreg gestort. In 2018 is hierdoor in dit doel sprake van een afname van de lasten met € 2,5 mln.

De mutaties in de lasten 2017 ten opzichte van 2016 worden voor een deel veroorzaakt door incidentele onttrekkingen aan reserves in 2016, onder meer voor Overcommittering OP-West.

Programma 3. Aantrekkelijk en Concurrerend

Doel 3.2 Schone en toekomstbestendige energie

Wat willen we bereiken?

  • Bijdragen aan de afspraken die in Parijs zijn gemaakt om de CO2-uitstoot terug te brengen met 80 tot 95% in 2050
  • Bevorderen van energiebesparing in de industrie en de gebouwde omgeving
  • Faciliteren van de opwekking van duurzame energie
  • Activeren, faciliteren en motiveren van partijen ten aanzien van de ontwikkeling, levering, inzet en gebruik van duurzame warmte.
  • Bijdragen aan leveringsbetrouwbare schone energie
  • Ervaring opdoen met CO2-afvang en -opslag
  • Benutten van kansen voor innovatie en economie

De provincie Zuid-Holland wil vanuit haar regierol de transitie naar een schone, betaalbare en toekomstbestendige energievoorziening faciliteren. Het gebruik van meer in eigen land opgewekte en schone energie maakt ons minder kwetsbaar voor geopolitieke ontwikkelingen en heeft een positieve invloed op het milieu, onze gezondheid en de werkgelegenheid. Met de bestaande technologieën lukt het niet om te voorzien in de levering van voldoende hernieuwbare energie op het juiste moment en tegen acceptabele kosten. Ook zijn er sociale en economische belemmeringen. De energietransitie brengt wel innovaties met zich mee die de concurrentiepositie van onze bedrijven versterken

Provinciale Staten zullen op 12 oktober 2016 de nota Watt Anders, Energie-agenda 2016-2020-2050 behandelen. Dit document is leidend voor de versnelling van de energietransitie. De focus ligt bij de steden, de industrie en de glastuinbouw. De provincie neemt maatregelen om energie te besparen en het gebruik van fossiele brandstoffen drastisch te verminderen. Dat gebeurt bijvoorbeeld met het uitbreiden van warmtenetten voor het verwarmen van kassen en steden. De 'Warmterotonde' levert zo in 2020 een fossiele brandstofbesparing  van 20 petajoule op. Dat scheelt ruwweg 5 procent van de Zuid-Hollandse CO2-uitstoot.

Trends en ontwikkelingen

De opgave voor het verminderen van de uitstoot van CO2 zoals afgesproken in Parijs is voor Zuid-Holland dusdanig groot dat er ingrijpende veranderingen nodig zijn. De omslag van een fossiele economie naar een duurzame economie is van grote betekenis voor Zuid Holland. Winning, transport en opslag van hernieuwbare energie zal de aanblik van steden en landelijke gebieden doen veranderen. De provincie wil met haar ruimtelijk beleid zorg dragen voor een goede ruimtelijke inpassing van energielandschappen.

Wat gaan we doen om dit doel te bereiken?

Beleidstheorie

De ‘trias energetica’ is voor de provincie leidend. Dat houdt in dat de inzet van de provincie is gericht op energiebesparing, het ontwikkelen en marktrijp maken van hernieuwbare energiebronnen (warmte, wind, biomassa, water en zon) en het slim gebruiken van onvermijdelijke koolstofbronnen, waardoor de CO2-uitstoot beperkt blijft.
De provincie zet naast ruimtelijke en financiële instrumentarium ook vergunningverlening, toezicht en handhaving in om de energietransitie te bevorderen.

Met het innovatiefonds ondersteunt de provincie de introductie en opschaling van nieuwe technologieën.
Dit revolverende fonds is bedoeld voor situaties waarin de markt het laat afweten. Economisch stimuleringsbeleid zoals Kansen voor West en de innovatieregeling voor het MKB moet de energietransitie een extra impuls geven. Daarnaast worden middelen gereserveerd voor de ontwikkeling van een (hoofd) infrastructuur voor warmte. Overige ingezette middelen: overleg, convenanten, proeftuinen, kennisvermeerdering, communicatie en gedragsbeïnvloeding.

Bijdrage Verbonden partijen
Voor doel 3.2 is het Warmtebedrijf Infra NV Rotterdam een verbonden partij. Door middel van deelname aan het Warmtebedrijf Infra N.V. levert de provincie Zuid-Holland een bijdrage aan de nationale klimaatdoelstellingen door reductie van de broeikasgassen. Door het warmtebedrijf zal in de eindsituatie industriewarmte worden geleverd ten behoeve van circa 50.000 woning-equivalenten in Rotterdam. Dit leidt tot een emissiebeperking van 70-80 ton CO2 per jaar en een betere lokale luchtkwaliteit.

Programma 3. Aantrekkelijk en Concurrerend

Taak 3.2.1 Kaders stellen, uitvoeren en de provincie vertegenwoordigen ten behoeve van energie

De prestaties met name op de realisatie van windenergie en op het bevorderen van de inzet van rest- en aardwarmte zijn benoemd in de Energieagenda en worden vastgesteld door Provinciale Staten op 12 oktober 2016. De begrotingsindicatoren (zowel de effect- als de prestatie-indicatoren) zijn na de vaststelling van de Energieagenda verwerkt in de Begroting 2017.

Prestatie-indicatoren (= output- en procesindicatoren)

Omschrijving

Nulmeting

2017

2018

2019

2020

3.2.1.1

Opgesteld vermogen wind-energie op land

250

370

425

525

735.5

3.2.1.2

Hoeveelheid geleverde windenergie op land (PJ)

2.2

3.3

3.6

4.7

6.6

3.2.1.3

Hoeveelheid geleverde warmte (geo, rest en WKO) in PJ

3

8

10

15

20

Toelichting prestatie-indicator(en)

  • Nulmeting laat de situatie in 2013 zien.
  • Het vastgestelde beleidsdoel voor windenergie is 735,5 MW in 2020. In verband met ruimtelijke procedures en de bouwtijd zal het overgrote deel van het opgesteld vermogen in 2019 en 2020 gerealiseerd worden. Deze indicator is nodig omdat de afspraak met het Rijk in MW is verwoord. Weergave in PJ sluit beter aan bij de provinciale doelstellingen uit de Energieagenda. Dit bevordert de vergelijkbaarheid tussen verschillende energievormen.
  • Voor warmte zal de jaarlijkse prestatie verder stijgen, in samenhang met de vervanging van de bestaande stadsverwarmingen en realisering van geothermie. Het betreft hier de geleverde warmte op diverse warmtenetten inclusief de WKO-installaties van Zuid Holland.

Programma 3. Aantrekkelijk en Concurrerend

Doel 3.2 Schone en toekomstbestendige energie

Effectindicatoren

Effectindicatoren (= outcome indicatoren)

Omschrijving

Nulmeting

2017

2018

2019

2020

3.2.a

Aandeel duurzame energie in Zuid Holland (%)

2.2 %

5%

6%

7%

9%

3.2.b

geleverde duurzame energie in Zuid Holland (PJ)

9 PJ

21

26

30

39

3.2.c

Vermeden CO2 uitstoot door duurzame energie inzet in Zuid Holland (in Mton)

0,9

2.1

2.6

3.1

3.9

3.2.d

absolute energiebesparing ten opzichte van 1990 (PJ)

-34 PJ

-34

-29

-21

-14

3.2.e

Vermeden CO2 uitstoot door energie-efficiëntie, besparing en transitie ten opzichte van 1990  (Mton)

-4 Mton

-4

-3

-2

-1

Toelichting effectindicator(en)

De effectindicatoren beschrijven de effecten van diverse maatregelen op Zuid-Hollands grondgebied, die bijdragen aan het terugdringen van de CO2-emissie. Voor de nulmeting is gebruik gemaakt van de situatie in 2013.

  • Het aandeel duurzame energie wordt uitgedrukt als percentage van het totale finale energiegebruik. 1 PJ finale energie staat voor ongeveer 100 kton CO2-emissie, gerekend met de energiemix anno 2013. De totale energiebehoefte van 2013 was 434 PJ en de CO2-emissie 44 Mton (referentiejaar 1990: 40 Mton).
  • De referentie van het percentage duurzame energie (ijkjaar 2013) is gebaseerd op de jaarlijkse Energiemonitor van DCMR.
  • Energiebesparing betreft de absolute besparing in de industrie en gebouwde omgeving ten opzichte van 1990. De cijfers houden rekening met de inzet van warmte (zowel geothermie, restwarmte als KWO) en besparing vanuit andere maatregelen, zoals de inzet van de verruimde reikwijdte uit de Wet milieubeheer en de Energie Efficiency-plannen in de industrie. Overall is er sprake van een toename ten opzichte van 1990, dus een negatieve besparing. In 2013 was sprake van een toename van 34 PJ en 4 Mton CO2-emissie (een negatieve besparing).
  • Specifiek voor windenergie zorgt de provincie ervoor dat de met het Rijk afgesproken taakstelling wordt mogelijk gemaakt (verordening Ruimte) en dat afspraken over locaties worden vastgelegd met gemeenten. Voor de productie van decentrale duurzame energie (DDE) wordt een ruimtelijk kader ontwikkeld dat in omgevingsvisie een plek zal krijgen.

Programma 3. Aantrekkelijk en Concurrerend

Doel 3.2 Schone en toekomstbestendige energie

Wat mag dat kosten voor het doel?

Exploitatie
(bedragen x €1.000)

Jaarrekening 2015

Begroting 2016 na VJN

Begroting 2017

Raming 2018

Raming 2019

Raming 2020

DOEL 3-2 Schone en toekomstbestendige energie

Lasten

1.494

4.930

1.867

1.667

1.167

347

Baten

191

280

0

0

0

0

Totaal saldo van baten en lasten

-1.303

-4.650

-1.867

-1.667

-1.167

-347

Programmareserves

Greendeal Zonnepanelen-asbest

299

750

0

0

0

0

Mitigatie/Energie

590

0

0

0

0

Programma Warmte-Koude Z-H

73

52

0

0

0

0

Versterking economie

0

170

170

170

250

+ Bijdrage uit reserve

372

1.392

170

170

170

250

Mitigatie/Energie

0

0

100

300

0

Programma Warmte-Koude Z-H

0

0

0

0

0

Risicoreserve Energiefonds

3.000

6.000

6.000

6.000

4.000

Stimulering duurzame energie

75

0

0

0

0

0

- Storting in reserve

75

3.000

6.000

6.100

6.300

4.000

Resultaat

-1.007

-6.258

-7.697

-7.597

-7.297

-4.097

Toelichting meerjarenraming

In het Hoofdlijnenakkoord zijn middelen (totaal incidenteel € 5 mln.) ter beschikking gesteld voor de regierol bij de provinciale energieagenda. Dit leidt bij dit doel in 2016, 2017, 2018 en 2019 tot hogere lasten (voor respectievelijk € 1,3 mln. in 2016 en 2017 en € 1,2 mln. in 2018 en 2019). De hogere lasten uit het Hoofdlijnenakkoord in de periode 2016-2018 verklaren de daling van de lasten in 2020.
In de opstartfase is echter sprake van meerkosten. Daarnaast vergt de partiële herziening van de VRM voor de windopgave veel incidentele inspanning en kosten. In de Voorjaarsnota 2016 zijn daarom voor 2016 extra uitgaven geraamd van € 0,4 mln., ten laste van de programmareserve (reserve Mitigatie). In 2018 en 2019 is sprake van lagere lasten en terugstorten in de reserve (respectievelijk € 0,1 mln. en € 0,3 mln.).

Daarnaast worden via het Hoofdlijnenakkoord middelen (totaal incidenteel € 25 mln.) ter beschikking gesteld voor de opbouw van een risicoreserve voor het in te stellen energiefonds (groot € 100 mln.). In een periode van vijf jaar wordt een risicoreserve van 25% gevormd. Dit leidt bij dit doel in 2016, 2017, 2018 en 2019 tot een storting van respectievelijk € 3 mln. in 2016 en € 6 mln. in 2017, 2018 en 2019. De storting van de resterende
€ 4 mln. in de risicoreserve vindt in 2020 plaats.

De lagere lasten in 2017 kunnen als volgt worden verklaard. De onttrekkingen aan de programmareserves Greendeal Zonnepanelen-asbest, Mitigatie/Energie en Programma Warmte-Koude Z-H in 2016 zijn incidenteel van aard, waardoor vanaf 2017 sprake is van lagere lasten (€ 1,2 mln.). Daarnaast is in 2017 sprake van lagere (doorbelaste) apparaatskosten (€ 1,2 mln.) Tenslotte is in 2017  sprake van lagere lasten voor het programmabureau warmte en koude (€ 0,6 mln).

In de Voorjaarsnota 2016 is op basis van verkenning van de energieagenda vastgesteld dat voor de energietransitie extra inzet nodig is. Voor de uitvoering van de provinciale rol bij de warmte-opgave is € 0,3 mln. beschikbaar gesteld voor de periode 2016-2018, totaal € 0,9 mln.

In lijn met de afspraken uit het SER akkoord Energie is de inzet op het verlenen van vergunningen en de handhaving RUD's in de Voorjaarsnota 2016 verhoogd. De kosten van deze VTH-taken zijn structureel € 0,17 mln. per jaar, met aanvullend om de vier jaar (startend in 2016) € 0,08 mln. voor de energie-audit. In 2016 en 2020 is € 0,25 mln. nodig. Deze kosten worden in de periode 2016-2019 gedekt vanuit de reserve versterking Economie (doel 3.1).

Programma 3. Aantrekkelijk en Concurrerend

Doel 3.3 Beter benut (bebouwd) gebied

Wat willen we bereiken?

Met dit doel wordt beoogd het volgende te bereiken:

  • Nieuwe stedelijke ontwikkelingen concentreren binnen bebouwd gebied
  • Nieuwe stedelijke ontwikkelingen concentreren nabij haltes Hoogwaardig Openbaar Vervoer (HOV)
  • Hergebruik en transformatie leegstaande kantoren, detailhandel en ander leegstand vastgoed
  • Versterken interactiemilieus (hotspots, campussen en binnensteden)

De provincie wil haar schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk benutten en daarbij zorgen voor een goede (ruimtelijke) kwaliteit. Ook wil ze bijdragen aan krachtige, levendige en goed bereikbare stads- en dorpscentra waar kantoren, horeca, woningen, detailhandel en culturele voorzieningen elkaar versterken. Bovendien moeten slimme en creatieve transformaties, tijdelijk gebruik en herbestemming van leegstaande kantoren en winkels mogelijk worden gemaakt. Hiermee wordt de economische kracht en de kwaliteit van leven in Zuid-Holland versterkt.

Daarnaast wil de provincie een cultuurverandering die leidt tot een provincie die actief meedenkt over opgaven en oplossingen. Er wordt in deze collegeperiode door de provincie daarvoor een integrale, uitvoeringsgerichte aanpak voor ‘beter benutten’ ontwikkeld om te komen tot slim ruimtegebruik. In de uitvoering wordt gezocht naar het gelijktijdig bedienen van meerdere doelen van de provincie met gebiedsgerichte inspanningen.

Trends en ontwikkelingen

De crisis en groeiende druk op de steden heeft een structurele verandering in de vraag naar woningen en werklocaties zichtbaar gemaakt. Mensen en bedrijven willen zich graag vestigen in het stedelijk gebied. Tegelijk sluiten veranderende vraag en beschikbare ruimte niet goed op elkaar aan. Als gevolg hiervan is er sprake van leegstand, tekort aan woningen in het stedelijk gebied en komen gewenste binnenstedelijke ontwikkelingen niet van de grond. De opgave is daarom de bestaande ruimte beter te benutten, onder andere door transformatie van gebieden en gebouwen.

In de Staat van Zuid-Holland zijn voor dit onderwerp de volgende relevante trends en ontwikkelingen beschreven:

In de digitale versie van de begroting zijn deze links aanklikbaar. In de papieren versie staat het webadres aangegeven:http://staatvan.zuid-holland.nl

Wat gaan we doen om dit doel te bereiken?

Beleidstheorie
Om Zuid-Holland als economisch veerkrachtige en duurzame topregio door te ontwikkelen is het nodig om het bestaande stads- en dorpsgebied intensiever te gebruiken. De Ladder voor duurzame verstedelijking is een belangrijke leidraad om te komen tot vraaggerichte stedelijke ontwikkeling die zich concentreert binnen bestaand stads- en dorpsgebied. Dit is een integrale opgave: ambities voor wonen, economie, mobiliteit en duurzame energievoorziening kunnen elkaar versterken. Als binnen steden en dorpen verdicht wordt, is het belangrijk om ook de omgevingskwaliteit op orde te brengen en te houden: cultuurhistorie, groen, water, lucht, geluid, externe veiligheid, etcetera. De provincie werkt daarom gebiedsgericht. Dat kan de provincie alleen door goed samen te werken met haar gebiedspartners. De provincie combineert daarom haar regulerende rol met een samenwerkende rol. Bij het verder ontwikkelen van deze nieuwe manier van werken, hoort ook het delen van kennis met partners. Door onder andere gezamenlijke onderzoeksprogramma’s willen wij samen kennis opbouwen van integrale ruimtelijke opgaven.

Bijdrage Verbonden partijen
De provincie Zuid-Holland streeft ernaar om de provincie tot economisch veerkrachtige en duurzame topregio door te ontwikkelen. Hiervoor is het nodig om het Bestaande Stads- en Dorpsgebied (BSD) intensiever te gebruiken. Ook de ontwikkeling van enkele transformatiegebieden draagt bij aan de economisch veerkrachtige en duurzame topregio. Een van die gebieden is de Zuidplaspolder. De gemeenschappelijke regeling ‘Grondbank RZG Zuidplas’ is eigenaar van aanzienlijke grondposities in dat gebied. De provincie neemt deel aan de grondbank, omdat zo sturing gegeven kan worden aan de gewenste ontwikkeling.

Programma 3. Aantrekkelijk en Concurrerend

Taak 3.3.1 Actualiseren en uitvoeren ruimtelijk beleid

Anticiperen op Omgevingswet

Uitgangspunt voor het handelen van de provincie is de Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM). Beter Benutten is daarin één van de vier rode draden. Het gaat nu om de uitvoering. De sturingsfilosofie is, naast de bestaande regulerende rol, gericht op meer samenwerking. De provincie sorteert daarbij voor op de Omgevingswet door in te zetten op integraal samen- werken met onze gebiedspartners. Zuid-Holland wil een provincie worden die actief meedenkt en op zoek gaat naar nieuwe vormen van samenwerking om met partijen volmondig “ja” te kunnen zeggen tegen slimme combinaties van oplossingen.

Overleg, ruimtelijk instrumentarium en actualiseren VRM

Er wordt ingezet op overleg over initiatieven in een vroeg stadium. Waar dat nodig is voor uitvoering van de ambities zal gekeken worden of actualisering van beleidskaders nodig is. Bij plannen waar sprake is van provinciaal belang zijn integrale ontwikkeling en het goed betrekken van belanghebbenden (omgevingsmanagement) belangrijke uitgangspunten.

Uitvoering integrale aanpak voor slim ruimtegebruik en integrale projecten
Voor het beter benutten van bebouwd gebied gaat de provincie werken met een integrale aanpak voor slim ruimtegebruik. In de uitvoering wordt gezocht naar het gelijktijdig bedienen van meerdere doelen van de provincie met gebiedsgerichte inspanningen. Deze aanpak zal ook sterk samenhangen met de andere taken binnen doel 3-3 en het in balans brengen van vraag en aanbod van wonen en werklocaties (zie doel 3-5).

Programma 3. Aantrekkelijk en Concurrerend

Taak 3.3.2 Adviseren over en beoordelen van gemeentelijke ruimtelijke plannen

Reguleren is een belangrijke rol van de provincie binnen een breder palet van instrumenten. De provincie heeft de focus in de afgelopen jaren steeds meer verlegd van reactief beoordelen naar proactief overleggen. Hiermee geeft de provincie vertrouwen aan gemeenten en ruimte om de betrokkenheid van de provincie aan de voorkant van planprocessen te vergroten. Die betrokkenheid richt zich op initiatieven die het provinciaal belang raken en/of waarin de provincie meerwaarde kan hebben. De provincie streeft ernaar op integrale wijze te adviseren over plannen en initiatieven en daarbij met gemeenten en initiatiefnemers op zoek te gaan naar het beter benutten van schaarse ruimte. De provincie blijft de mogelijkheid houden om op een gemeentelijk plan een vooroverlegreactie of zienswijze in te dienen of een reactieve aanwijzing te geven op basis van de Wet ruimtelijke ordening. Een helder onderbouwd ‘nee’ is bij samenwerking immers ook een antwoord dat duidelijkheid kan scheppen. Zie ook Doel 3-5.

Programma 3. Aantrekkelijk en Concurrerend

Taak 3.3.3 Regionale samenwerking

Regionale samenwerking rondom ‘beter benutten’

De provincie regisseert en faciliteert regionale afstemming tussen gemeenten. Voor wonen en kantoren vraagt de provincie de regio’s om te komen tot regionale visies. Tevens stimuleert de provincie (sub)regio's om (sub)regionale detailhandelsvisies op te stellen. De provincie zet daarbij ook in op aanpak van leegstand en transformatie. Voor ‘beter benutten’ is regionale samenwerking – in samenhang met toepassing van de Ladder voor duurzame verstedelijking - een belangrijk instrument om kansen voor samenwerking en gezamenlijke opgaven voor slim ruimtegebruik te signaleren. Zie ook Doel 3-5.

Samenwerking in de Zuidelijke Randstad: bovenregionale strategie

In het netwerk Zuidelijke Randstad werkt de provincie bovenregionaal samen met de regio’s en grote gemeenten aan het verder ontwikkelen van de Zuidelijke Randstad als een internationaal concurrerende topregio op economisch gebied, met een aantrekkelijk en bereikbaar woon- en vestigingsklimaat. In dit verband wordt ook samen opgetrokken richting het Rijk.

Samenwerking in de Zuidelijke Randstad: Stedenbaan, MIRT-onderzoeken en -verkenningen

De provincie neemt deel aan MIRT-onderzoeken en -verkenningen en werkt in het programma Stedenbaan samen met partners in de Zuidelijke Randstad, ProRail en NS. Het programma Stedenbaan vervult een belangrijke rol in de ontwikkeling van belangrijke OV-knooppunten in de Zuidelijke Randstad én in de ruimtelijke ontwikkeling rond die knooppunten. De Stedenbaan-organisatie organiseert onder andere alliantiegesprekken rondom Stedenbaanstations. In deze collegeperiode zal de provincie zich actief inzetten om de uitkomsten van deze alliantiegesprekken om te zetten in tastbare resultaten. Het gaat dan om frequentieverhoging op het Hoofdrailnet, stedelijke ontwikkeling rondom OV-knooppunten en verbeteren van de deur-tot-deur-reis.

Programma 3. Aantrekkelijk en Concurrerend

Taak 3.3.4 Verkennen beter benutten (bebouwd) gebied

Digitalisering

Informatie(technologie) en kennis blijven essentieel om onze taken goed en slim uit te voeren. Enerzijds voor verkenningen en beleidsvorming en anderzijds voor de uitvoering, monitoring en evaluatie van het ruimtelijk beleid. De digitalisering van de maatschappij gaat steeds sneller. Dit biedt mogelijkheden maar ook de verplichting om hierin mee te gaan en voorop te lopen om de beleidsdoelstellingen te kunnen realiseren. Met de komst van de Omgevingswet wordt middels de “Laan van de Leefomgeving” vol ingezet op het ondersteunende digitale stelsel voor activiteiten in de fysieke leefomgeving.

Programma 3. Aantrekkelijk en Concurrerend

Doel 3.3 Beter benut (bebouwd) gebied

Effectindicatoren

Programma 3. Aantrekkelijk en Concurrerend

Doel 3.3 Beter benut (bebouwd) gebied

Wat mag dat kosten voor het doel?

Exploitatie
(bedragen x €1.000)

Jaarrekening 2015

Begroting 2016 na VJN

Begroting 2017

Raming 2018

Raming 2019

Raming 2020

DOEL 3-3 Beter benut (bebouwd) gebied

Lasten

17.189

23.217

20.498

15.510

11.448

9.192

Baten

2.794

995

0

0

0

0

Totaal saldo van baten en lasten

-14.395

-22.221

-20.498

-15.510

-11.448

-9.192

Programmareserves

Collectief particulier opdrachtgever

0

0

0

0

0

Implementatie Omgevingswet

1.530

2.620

2.180

0

0

Opstellen integrale onderzoeksagenda

0

97

0

0

0

Res Project duurz ontw. Zuidplaspold

1.200

5.370

7.470

3.882

2.366

0

Reservering IRP's

116

0

0

0

0

0

Sanering glastuinbouw

246

946

1.035

346

0

0

+ Bijdrage uit reserve

1.563

7.846

11.221

6.408

2.366

0

Duurz.expl.energiepotent.Zuidplasp.

113

0

0

0

0

0

Implementatie Omgevingswet

5.989

0

0

0

0

Opstellen integrale onderzoeksagenda

0

300

300

300

0

Res Project duurz ontw. Zuidplaspold

0

0

0

0

0

Reservering IRP's

0

0

0

0

0

Sanering glastuinbouw

0

0

0

0

0

- Storting in reserve

113

5.989

300

300

300

0

Resultaat

-12.946

-20.365

-9.577

-9.402

-9.382

-9.192

Toelichting meerjarenraming

De fluctuaties in de meerjarenbegroting worden grotendeels veroorzaakt door de bijstelling van de kasritmes van het project duurzame ontwikkeling Zuidplaspolder. De praktijkproef zal pas later tot conclusies en inzichten leiden waardoor andere onderdelen in het project in de tijd verschuiven.

Programma 3. Aantrekkelijk en Concurrerend

Doel 3.4 Goede ruimtelijke kwaliteit

Wat willen we bereiken?

Met dit doel wordt beoogd het volgende te bereiken:

  • Zorgvuldig ruimtegebruik buiten Bestaand stads- en dorpsgebied (BSD), waarbij aandacht is voor de kwaliteit van de ontwikkeling en zijn omgeving
  • Beschermen van specifieke waarden
  • Behouden en ontwikkelen van waardevolle landschapselementen

De combinatie van het kenmerkende kust-, veenweide- en rivierdelta landschap maakt Zuid-Holland veelzijdig en uniek. Een landschap met prachtige open gebieden, een rijke cultuurhistorie en belangrijke leefgebieden voor plant- en diersoorten. Het open landschap dat een contrast vormt met de dynamische stedelijke omgeving. De inzet van de provincie is om deze specifieke waarden te beschermen en de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten, met aandacht voor kwaliteit. Bij elke ruimtelijke ontwikkeling en op ieder schaalniveau is het essentieel in te spelen op de aanwezige kwaliteiten en specifieke nieuwe kwaliteiten toe te voegen voor de samenleving van morgen. De inzet voor verbetering van ruimtelijke kwaliteit vindt plaats in en buiten het Bestaand stads en dorpsgebied (BSD). Aandacht voor ruimtelijke kwaliteit binnen BSD valt onder doel 3-3. Het doel ‘verbeteren van ruimtelijke kwaliteit’ is uitgewerkt in de Visie ruimte en mobiliteit.

Trends en ontwikkelingen

Het landschap en de biodiversiteit staan onder druk door een groeiend aantal inwoners, ruimtelijke ontwikkelingen en klimaatverandering. Nieuwe en veranderende vormen van ruimtegebruik en mobiliteitspatronen vragen om ruimte en nieuwe ruimtelijke oplossingen. Scherpe grenzen tussen verschillende vormen van en locaties met een bepaald ruimtegebruik worden meer diffuus. Het recreatief gebruik van het landschap neemt toe. Het belang dat men hecht aan de kwaliteit en uniciteit die men in het landschap kan beleven en aan de totale omgevingskwaliteit groeit.

In de Staat van Zuid-Holland zijn voor dit onderwerp de volgende relevante trends en ontwikkelingen beschreven:

In de digitale versie van de begroting zijn deze links aanklikbaar in de papierenversie staat het webadres aangegeven: http://staatvan.zuid-holland.nl

Wat gaan we doen om dit doel te bereiken?

Beleidstheorie

Het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van Zuid-Holland vraagt om een andere manier van werken en denken bij alle betrokken partijen. Centraal staat daarbij de sturingsfilosofie: meer ruimte voor ontwikkelingen mits gekoppeld aan de toename van ruimtelijke kwaliteit. Gebruikswaarde, toekomstwaarde en belevingswaarde worden daarbij in samenhang afgewogen. Een hoog kennisniveau, goede voorbeelden en positieve ervaringen helpen bij het implementeren van ruimtelijke kwaliteit. Naast een regulerende rol via vooral het spoor van de ruimtelijke ordening / bestemmingsplannen, betekent dit een stimulerende rol gericht op kennisontwikkeling en samenwerken met partners in het ruimtelijk domein. De kwaliteit en uniciteit van de Zuid-Hollandse landschappen wordt mede bepaald door unieke gebiedskenmerken, zoals landschapselementen. De provincie verleent daarom subsidies voor aanleg, beheer en herstel van landschapselementen.

Programma 3. Aantrekkelijk en Concurrerend

Taak 3.4.1 Adviseren over en beoordelen gemeentelijke ruimtelijke plannen

Er wordt ingezet op overleg over initiatieven in een vroeg stadium, daar waar er een provinciaal belang geraakt wordt en/of de provincie een meerwaarde kan hebben. Dit betreft onder andere (structuur-)visies en bestemmingplannen. De provincie adviseert op integrale wijze over plannen en initiatieven en gaat daarbij met gemeenten en initiatiefnemers op zoek naar de best mogelijke plannen, passend op de plek.

Programma 3. Aantrekkelijk en Concurrerend

Taak 3.4.2 Organiseren en delen kennis

Voor het implementeren van ruimtelijke kwaliteit in beleid en uitvoering is een werkprogramma ruimtelijke kwaliteit opgezet. Het werkprogramma draait om het verzamelen, vergroten en uitdragen van kennis en kunde rondom ruimtelijke kwaliteit en het samenwerken aan ruimtelijke kwaliteit in- en extern. Ook de inzet van de Provinciaal Adviseur Ruimtelijke Kwaliteit draagt hieraan bij. Onder dit werkprogramma vallen het (verder) ontwikkelen van instrumentarium, de implementatie, organisatie en communicatie over ruimtelijke kwaliteit.

Programma 3. Aantrekkelijk en Concurrerend

Taak 3.4.3 Aanleg, beheer en herstel landschapselementen

Voor het versterken van de gebiedseigen identiteit van landschappen worden naast het VRM-beleid twee subsidieregelingen ingezet. De regeling beheer landschapselementen en de regeling aanleg en herstel van landschapselementen. De landschapselementen zoals bosjes, houtwallen en -singels, knotbomen, grienden, kreken en dijken, zijn kenmerkend voor de Zuid-Hollandse landschappen en nodig voor een aantrekkelijk landelijk gebied. Zo blijft het onderscheidend karakter van de verschillende landschappen herkenbaar en beleefbaar.
Afspraken over aanleg, beheer en herstel van landschapselementen worden bij voorkeur ondergebracht in gebiedsdeals, waarmee de versterking van landschappelijke structuren en de samenhang met andere (regionale) doelen wordt bevorderd.

Beheer landschapselementen

De provincie bevordert aanleg, beheer en herstel van landschapselementen door middel van twee subsidieregelingen. De subsidieregeling beheer landschapselementen is in hoofdzaak gericht op particulieren. Doel ervan is om landschappen met bijzondere kwaliteiten te behouden en de kwaliteit van de elementen te behouden en te versterken. Daarmee wordt een bijdrage geleverd aan het behoud van de diversiteit van de Zuid-Hollandse landschapstypen, waarin landschapselementen belangrijke dragers vormen.

Aanleg en herstel landschapselementen

De subsidieregeling aanleg en herstel van landschapselementen is gericht op de aanleg van nieuwe beplantingen op locaties waar beplantingen geheel of gedeeltelijk zijn verdwenen. Daarmee wordt de landschappelijke kwaliteit van bepaalde (kleinschalige) landschapstypen versterkt. De nieuwe of herstelde landschapselementen versterken het landschappelijke en cultuurhistorische karakter en daarmee de ruimtelijke kwaliteit van gebieden in Zuid-Holland.

Programma 3. Aantrekkelijk en Concurrerend

Doel 3.4 Goede ruimtelijke kwaliteit

Effectindicatoren

Programma 3. Aantrekkelijk en Concurrerend

Doel 3.4 Goede ruimtelijke kwaliteit

Wat mag dat kosten voor het doel?

Exploitatie
(bedragen x €1.000)

Jaarrekening 2015

Begroting 2016 na VJN

Begroting 2017

Raming 2018

Raming 2019

Raming 2020

DOEL 3-4 Goede ruimtelijke kwaliteit

Lasten

1.589

5.127

3.515

2.663

2.657

2.655

Baten

0

0

0

0

0

Totaal saldo van baten en lasten

-1.589

-5.127

-3.515

-2.663

-2.657

-2.655

Programmareserves

2012 DP Groene Hart Zuid-Holland

11

0

0

0

0

0

Decentralisatieakkoord natuur

-120

0

0

0

0

0

Groene ambities

-10

0

0

0

0

0

Groene subsidies

4.073

0

0

0

0

0

Natuurcompensatie ZW randweg Gouda

71

0

0

0

0

0

Reserve Natuurcompensatie

8

9

9

9

5

5

+ Bijdrage uit reserve

4.032

9

9

9

5

5

Groene ambities

4.030

0

0

0

0

0

Reserve Natuurcompensatie

71

0

0

0

0

0

- Storting in reserve

4.101

0

0

0

0

0

Resultaat

-1.659

-5.118

-3.506

-2.654

-2.652

-2.650

Toelichting meerjarenraming

De begrote kosten voor ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit en voor het ontwikkelen van landschapselementen nemen in 2016 en 2017 toe tot € 2,3 mln en nemen daarna af naar € 1,4 mln. Voor volgend jaar is er geen sprake meer van Uitvoeringsprogramma Groen. Er wordt thans een ‘meerjarenprogrammering Groen’ opgesteld. Besluitvorming GS hiervan is eind oktober 2016 voorzien.

Vanwege de wijzigingen van het BBV is het niet meer toegestaan om overhead naar de doelen binnen de programma’s door te belasten. Dit betekent dat de bedragen voor overhead uit de doelen verwijderd zijn en centraal gepresenteerd worden. Voor dit doel gaat het om een bedrag van € 1,5 mln in 2017

Programma 3. Aantrekkelijk en Concurrerend

Doel 3.5 Vraag en aanbod wonen, werken en voorzieningen in balans

Wat willen we bereiken?

Met dit doel wordt beoogd het volgende te bereiken:

  • Levendige en krachtige stads- en dorpscentra
  • Vraag naar en aanbod van woningen in balans (kwantitatief en kwalitatief)
  • Vrije vestiging
  • Bedrijfslocaties realiseren die de vitaliteit en kracht van het bedrijfsleven versterken
  • Vraag naar en aanbod van werklocaties in balans (kwantitatief en kwalitatief)

De provincie Zuid-Holland wil kansen creëren voor een gevarieerde en innovatieve economie, zodat een hoog welvaartsniveau behouden blijft en de beroepsbevolking passend werk kan worden geboden. Daartoe wil de provincie samen met partijen een compact, samenhangend en kwalitatief hoogwaardig bebouwd gebied, zodat voorzien kan worden in de veranderde maatschappelijke en economische vraag naar woningen, woon- en werkmilieus en waarmee ook de aantrekkingskracht op kenniswerkers en innovatie wordt bevorderd.

Woningen, kantoren en detailhandel dragen bij aan krachtige en levendige centra. De provincie wil dat het aanbod van woningen, woonmilieus, bedrijventerreinen, kantoren en winkelruimte beter aansluit bij de maatschappelijke vraag. De provincie wil kwaliteiten van de stedelijke agglomeratie versterken door woon- en werkfuncties op excellent bereikbare knooppunten te clusteren en concentreren. Deze knooppunten van verschillende vervoersmodaliteiten maken het efficiënt omgaan met voorzieningen, infrastructuur et cetera mogelijk en kunnen de koppeling van investeringen in het ruimtegebruik en het mobiliteitsnetwerk beide versterken. Geleidelijke verandering van stedelijke functies (via herstructurering, herbestemming; functiemenging of nieuwe programmering) kan bijdragen aan het in balans brengen van vraag en aanbod.
Dit is een integrale opgave. Zo is goede bereikbaarheid, een goede milieukwaliteit (lucht, geluid, externe veiligheid) en voldoende groen en water in de stad blijvend belangrijk om de leefomgevingskwaliteit en het vestigingsklimaat op niveau te houden of te brengen.
Dit doel hangt samen met doel 3-3 Beter benut (bebouwd) gebied.

De provincie wil dat wordt voorzien in de maatschappelijke vraag naar woningen. Doel is om voldoende woningen voor elke doelgroep in het juiste woonmilieu te bieden. Gemeenten en regio’s zijn aan zet, met als primaire partners corporaties en ontwikkelaars. Kaders en regionale samenwerking en onderlinge afstemming (ook bovenregionaal) zijn daarbij nodig. Om keuzevrijheid van woningzoekenden en beschikbaarheid van woningen voor vergunninghouders te waarborgen heeft de provincie binnen de Huisvestingswet bovendien een toezichthoudende rol op de gemeenten.

De provincie wil dat wordt voorzien in de maatschappelijke vraag naar werklocaties. Met name bij kantoren en detailhandel neemt de leegstand toe. Met transformatie en herbestemming naar binnenstedelijke woningen kan een beperkt deel van de vraag naar binnenstedelijk wonen worden opgevangen, maar dit zal niet alle knelpunten kunnen oplossen.
Bedrijventerreinen spelen een belangrijke rol in onze economie en zijn dragers van werkgelegenheid. De provincie wil stimuleren dat het juiste bedrijf zich op de juiste plek vestigt en ondernemers op bedrijventerreinen faciliteren bij hun vragen op het gebied van gezamenlijkheid, zoals het samen (laten) aanleggen van glasvezel of samen energie opwekken.

Trends en ontwikkelingen

De omvang van de Zuid-Hollandse bevolking blijft groeien en ook de samenstelling van de bevolking verandert. De vraag naar woningen verandert door structurele demografische ontwikkelingen en vestigingskeuzes van burgers. Er komen steeds meer ouderen, eenoudergezinnen en eenpersoonshuishoudens terwijl het aantal kinderen / jongeren afneemt. Dat betekent dat er nieuwe eisen gesteld worden aan woonomgeving en voorzieningen. Er is sprake van een trek naar de stad. Woningbouw zal voor het grootste deel moeten plaatsvinden in de stedelijke agglomeratie. In het overgrote deel van de vraag kan voorzien worden door hergebruik, (ver)nieuwbouw, renovatie, verhuur en verkoop van de bestaande voorraad.

Ook de vraag naar de werklocaties kantoren, detailhandel en bedrijventerreinen verandert door demografische en economische ontwikkelingen maar ook door bijvoorbeeld de invloed van Internetwinkels op detailhandel, het nieuwe werken op het aantal benodigde kantoren of de mogelijke gevolgen van ontwikkelingen als 3D-printen voor bedrijventerreinen.
Ook onze manier van werken verandert. Voor Zuid-Holland betekent de afname naar de vraag naar kantoorruimte dat vernieuwbouw, herbestemming en sloop een vlucht zullen nemen.

In de Staat van Zuid-Holland zijn voor dit onderwerp de volgende relevante trends en ontwikkelingen beschreven:

In de digitale versie van de begroting zijn deze links aanklikbaar in de papierenversie staat het webadres aangegeven: http://staatvan.zuidholland.nl/

Wat gaan we doen om dit doel te bereiken?

De rol van de provincie is niet het feitelijk zelf realiseren van woningen, kantoren, detailhandel, bedrijventerreinen en dergelijke. De provinciale inzet betreft het stellen van kaders zoals vastgelegd in de Visie ruimte en mobiliteit waar het Programma ruimte onderdeel van uitmaakt. In dit Programma is een aantal kwalitatieve en kwantitatieve kaders vastgelegd voor bijvoorbeeld het opstellen van regionale visies en kantoren. Met deze visies wordt regionale afstemming gestimuleerd waarmee kan worden voldaan aan de eerste trede van de ladder voor duurzame verstedelijking.
Het ruimtelijk instrumentarium, zoals de Verordening ruimte en de daarin vastgelegde ladder voor duurzame verstedelijking,  wordt ingezet om de regulerende taak van de provincie uit te voeren en om vraag en aanbod van wonen en werken en voorzieningen in balans te brengen. Anderzijds toont de provincie een uitgestoken hand, onder andere  via het Actieprogramma Slim Ruimtegebruik dat mee werkt aan herbestemming en transformatie van bijvoorbeeld  detailhandel en kantoren  Daarnaast vindt kennisdeling plaats via Plein 1 en regionale rondes en thematische bijeenkomsten voor gemeenten en andere betrokken partijen.

Bijdrage Verbonden partijen
ROM-Drechtsteden:
De kerntaak van ROM_D ligt bij de fysieke gebiedsontwikkeling, dat wil zeggen modernisering van en gronduitgifte op bedrijventerreinen,  ter bevordering van de economie en werkgelegenheid. De Drechtstedengemeenten en de provincie zijn aandeelhouder en hebben zeggenschap over inzet van de kapitaalbijdragen  

Programma 3. Aantrekkelijk en Concurrerend

Taak 3.5.1 Regionale afstemming

Aanvaarden regionale woon- en kantorenvisies

De Visie ruimte en mobiliteit is de basis voor het woon- en kantorenbeleid. Woningzoekenden kunnen zich vrij vestigen in Zuid-Holland. De provincie vormt niet één markt voor woningen en werklocaties. Deze markten werken in de praktijk op (sub)regionale schaal. Regionale afstemming speelt dan ook een belangrijke rol in het woon- en werkbeleid. Gemeenten stellen in regionaal verband woon- en kantorenvisies vast. Wat de provincie verstaat onder een regionale woon- en kantorenvisie is uitgewerkt in het Programma ruimte. De visie bevat in elk geval een realistisch en regionaal afgestemd kwalitatief en kwantitatief programma. Voor kwantiteit kijkt de provincie naar de aansluiting tussen de gevraagde woonmilieus en het aanbod van woonmilieus in het woningbouwprogramma. Daarnaast kijkt de provincie naar het aanbod van voldoende sociale woningbouw en of er wordt ingespeeld op demografische veranderingen.

Een kantorenvisie is gebaseerd op de regionale behoefteramingen vanuit de Visie ruimte en mobiliteit. Daarnaast kijkt de provincie naar het (her)gebruik van het bestaande, beschikbare aanbod van kantoren. Hierbij dient een indicatie te worden gegeven van te realiseren onttrekkingen tot 2020 en dient uitgegaan te worden van het benutten van de harde plancapaciteit op de kantorenconcentratielocaties.
Als de woon- en kantorenvisies voldoen aan de beschreven vereisten, kunnen deze door de provincie worden aanvaard als kader voor ontwikkelingen in de regio. Indien bij kantoren vermindering van de capaciteit niet lukt via de regionale visies, neemt de provincie de regie over.

De wijze waarop regio’s invulling geven aan de visies is verschillend. Dit zorgt ervoor dat de visies passen bij de opgaven en manier van werken in de regio.

Vanwege de relatie tussen de woon- en de kantorenvisies en de mogelijkheden om een (beperkt) deel van de binnenstedelijke woningbouwvraag op te vangen met onder andere leegstaande kantoren zijn deze beide opgenomen onder doel 3-1. Taken op het gebied van kantoren, detailhandel en bedrijventerreinen vallen budgettair onder taak 3.5.5. De bijbehorende prestatie-indicatoren zijn daar te vinden.

Om aan de vraag naar stedelijk wonen te kunnen voldoen wordt ook vanuit de provincie bijgedragen aan het bevorderen en faciliteren van oplossingen door deelname in het MIRT-onderzoek stimuleren stedelijk wonen. Hier ligt ook een relatie met het Actieprogramma Slim Ruimtegebruik / beter benut bebouwd gebied. Tevens neemt de provincie deel aan (alliantie)gesprekken Stedenbaan. Daarnaast levert de provincie inzet om oplossingen te bevorderen en te faciliteren om met de effecten van demografische veranderingen in landelijk gebied om te gaan (vervolg anticipeerprogramma).

Detailhandel en bedrijventerreinen

Voor detailhandel is recent de onafhankelijke adviescommissie detailhandel Zuid-Holland opgericht die gemeenten adviseert over de door hen gehanteerde behoefteraming en de relatie met de impact van de nieuwe ontwikkeling. Dit loopt via de reguliere planprocedures (zie doel 3-3 en taak 3.5.2).
Voor bedrijventerreinen vindt regionale afstemming plaats via toepassing van de Ladder voor duurzame verstedelijking. De regionale behoefteramingen van gemeenten en regio’s moeten passen binnen de kaders van de provincie. Ook hierbij zal zij actief gebruik maken van haar ruimtelijk instrumentarium als dit nodig blijkt.

Programma 3. Aantrekkelijk en Concurrerend

Taak 3.5.2 Adviseren over en beoordelen gemeentelijke ruimtelijke plannen

Op grond van het landelijk Besluit Ruimtelijke Ordening (BRO) en de provinciale Verordening Ruimte (Ladder voor duurzame verstedelijking) is voor een bestemmingsplan dat voorziet in verstedelijking, verantwoording van nut en noodzaak op regionaal niveau vereist. Reguleren is hierbij een belangrijke rol van de provincie binnen een breder palet van instrumenten. De provincie verlegt de focus in de afgelopen jaren steeds meer van reactief beoordelen naar proactief overleggen. Hiermee geeft zij vertrouwen aan gemeenten en ruimte om de betrokkenheid van de provincie aan de voorkant van planprocessen te vergroten.
Met een door Gedeputeerde Staten aanvaarde woon- en kantorenvisie kan aan de voorkant van planprocedures nut en noodzaak voor meerdere plannen tegelijk worden verantwoord (zie taak 3.5.1). Bij het ontbreken van aanvaarde visies is in het Programma Ruimte voorzien in een terugvaloptie.
De provincie blijft de mogelijkheid houden om op een gemeentelijk plan een vooroverlegreactie of zienswijze in te dienen of een reactieve aanwijzing te geven op basis van de Wet ruimtelijke ordening. Een helder onderbouwd ‘nee’ is bij samenwerking immers ook een antwoord dat duidelijkheid kan scheppen. Zie ook doel 3-3.

Programma 3. Aantrekkelijk en Concurrerend

Taak 3.5.3 Toezicht op huisvesting vergunninghouders

De gemeenten krijgen van het Rijk elk halfjaar een taakstelling met het aantal vergunninghouders dat zij moet huisvesten. De provincie houdt toezicht op de realisatie van deze taakstelling. Kader voor dit toezicht vormt een interventieladder. De laatste trede van deze ladder is indeplaatstreding.
Het streven is dat alle gemeenten in Zuid-Holland hun wettelijke taak om vergunninghouders te huisvesten tijdig en volledig uitvoeren.

Prestatie-indicatoren (= output- en procesindicatoren)

Omschrijving

Nulmeting

2017

2018

2019

2020

3.5.3.1

Aantal indeplaatstredingen huisvesting verblijfsgerechtigden

0

0

0

0

0

Programma 3. Aantrekkelijk en Concurrerend

Taak 3.5.4 Toezicht op gemeentelijke huisvestingsverordeningen

De provincie houdt toezicht op gemeenten bij de uitvoering van de huisvestingswet. Daarnaast is in de wet opgenomen dat de provincie een van de gesprekspartners is bij de totstandkoming (of aanpassing) van een regionale of lokale huisvestingsverordening.

Programma 3. Aantrekkelijk en Concurrerend

Taak 3.5.5 Voorwaarden scheppen en ondersteunen van gemeenten voor de versterking van werklocaties

Kantoren

De provincie stuurt op plancapaciteit door de plancapaciteit op provinciale kantorenlocaties en scienceparken te bundelen en de plancapaciteit op andere locaties te verminderen. De provincie bevordert en faciliteert herbestemming en transformatie. Vandaar uit is er een relatie met het Actieprogramma Slim Ruimtegebruik. De provincie monitort de leegstand in de 11 belangrijkste kantorengemeenten / regio’s en neemt deel aan (alliantiegesprekken) Stedenbaan, voor zover deze locaties zijn opgenomen in provinciale en / of regionale voorkeurslocaties kantoren. Belangrijke partners zijn gemeenten maar ook projectontwikkelaars en beleggers.

Bedrijventerreinen

De provincie wil evenwicht brengen in vraag en aanbod en bestaande bedrijventerreinen beter benutten. Daartoe stimuleert de provincie het toekomstbestendig functioneren van bedrijventerreinen door onder andere een vraaggerichte aanpak. Bedrijven zijn daarbij cruciaal. De provincie draagt verder bij aan het herstructureren van bedrijventerreinen en monitort de staat (dynamiek) van bedrijventerreinen om beleid te kunnen bepalen. Gemeenten zijn hierbij belangrijke partners als mede-investeerder bij herstructurering. De provincie deelt haar kennis. Tot slot kan functiemenging op bedrijventerreinen rekenen op een positieve provinciale houding. Uitzonderingen zijn watergebonden bedrijventerreinen en terreinen met een Hogere Milieu Categorie waar functiemenging kritisch wordt bezien.

Detailhandel

De provincie stuurt ruimtelijk op een vitale en krachtige detailhandelssector door het concentreren van detailhandel in de centra en het zeer terughoudend en bij voorkeur reduceren van perifere, solitaire en verspreide detailhandel. De provincie bevordert en faciliteert herbestemming en transformatie. Daarnaast monitort de provincie de staat van de centra om detailhandelsbeleid te kunnen bepalen via onder andere het Koopstromenonderzoek dat begin 2017 is afgerond. Tot slot voert de provincie gesprekken met regio’s/gemeenten over toekomstperspectief van enkele perifere locaties en neemt de provincie deel in (alliantiegesprekken) Stedenbaan. Gemeenten, projectontwikkelaars en beleggers zijn belangrijke partners.

Teeltareaal Greenports

De provincie stuurt op voldoende en moderne teeltlocaties voor de Greenports in Zuid-Holland, zodat de Greenports een toonaangevend wereldcluster in Zuid-Holland kunnen blijven. Dit doet de provincie door voor de Greenport Westland-Oostland in de VRM de bestemming glastuinbouw te verbreden en voor de Greenport Boskoop te onderzoeken of sierteeltlocaties buiten de sierteeltcontour verplaatst kunnen worden. In de Greenports Bollenstreek en Aalsmeer participeert de provincie samen met partners in de ontwikkeling van ruimtelijke planvorming. De provincie zet planvormingssubsidie in om planvorming voor modernisering van het teeltareaal te faciliteren.

Prestatie-indicatoren (= output- en procesindicatoren)

Omschrijving

Nulmeting

2017

2018

2019

2020

3.5.5.1

Door de provincie aanvaarde regionale kantorenvisies

0

5

5

5

5

3.5.5.2

Aantal hectare opgeleverde geherstructureerde bedrijventerreinen

N.v.t.

125 ha

125 ha

125 ha

125 ha

Toelichting prestatie-indicator(en)

3.5.5.1 :Vier (Zuid-Holland Zuid, Midden-Holland en MRDH (het Haagse en het Rotterdamse deel) van de vijf kantorenvisies zijn aanvaard door de provincie. In Holland Rijnland wordt nog hard gewerkt aan een regionale kantorenvisie. In de Visie ruimte en mobiliteit is opgenomen dat de regionale kantorenvisies na aanvaarding door de provincie een looptijd hebben tot medio 2018. Wel wordt in de loop van 2016 gestart met een traject om te komen tot nieuwe behoefteramingen voor kantoren.

3.5.5.2:De provincie heeft aan een groot aantal gemeenten subsidie toegekend voor de herstructurering van bedrijventerreinen. Dit zijn veelal langjarige projecten, sommige projecten hebben tot 2020 de tijd om tot een afronding te komen. Via de ‘Monitoring Uitvoering Herstructurering Bedrijventerreinen’ bewaakt de provincie de voortgang en zoekt in voorkomende gevallen samen met de gemeenten naar oplossingen voor eventuele stagnatie.

Programma 3. Aantrekkelijk en Concurrerend

Doel 3.5 Vraag en aanbod wonen, werken en voorzieningen in balans

Effectindicatoren

Effectindicatoren (= outcome indicatoren)

Omschrijving

Nulmeting

2017

2018

2019

2020

3.5.a

Aantal gemeenten dat in het kader van de rapportage Interbestuurlijk toezicht op het domein huisvesting vergunninghouders rood scoort

0

0

0

0

0

3.5.b

Leegstandspercentage kantoren in Zuid-Holland mag niet oplopen t.o.v. het leegstandspercentage kantoren in Nederland

1,7%

≤1,7%

≤1,7%

≤1,7%

≤1,7%

Toelichting effectindicator(en)

3.5.a. (vergunninghouders): Het aantal gemeente, dat in het kader van de rapportage Interbestuurlijk toezicht op het domein huisvesting vergunninghouders rood scoort. Over deze taak wordt gerapporteerd in de IBT-rapportage. Voor de nulmeting is uitgegaan van de stand van zaken in de rapportage over 2014. Op 31 december 2014 waren er geen gemeenten die rood scoorden. Het beleidsdoel is dat dit in de toekomst zo blijft: geen gemeente met een score rood.

3.5.b: De provincie zet in op het gelijk houden of verkleinen van het verschil in de leegstand tussen Zuid-Holland en Nederland. Er zijn nu geen signalen die er op wijzen, dat landelijk of provinciaal de leegstand in 2016 zal verminderen. Ook in andere vastgoedsectoren stijgt de leegstand en daarmee de behoefte aan transformatie naar andere functies, waarbij vooral aan wonen wordt gedacht.

Programma 3. Aantrekkelijk en Concurrerend

Doel 3.5 Vraag en aanbod wonen, werken en voorzieningen in balans

Wat mag dat kosten voor het doel?

Exploitatie
(bedragen x €1.000)

Jaarrekening 2015

Begroting 2016 na VJN

Begroting 2017

Raming 2018

Raming 2019

Raming 2020

DOEL 3-5 Vraag en aanbod wonen, werken en voorzieningen in balans

Lasten

13.139

15.882

23.179

12.937

10.394

8.492

Baten

62

0

0

0

0

0

Totaal saldo van baten en lasten

-13.077

-15.882

-23.179

-12.937

-10.394

-8.492

Programmareserves

Alt.locatie Hoeksche Waard

0

9.000

0

0

0

Bedrijventerreinen

500

2.899

1.536

0

0

Bedrijventerreinen:IRP Oude Rijnzone

3.588

150

750

1.500

500

500

Manden maken

25

200

615

0

0

0

+ Bijdrage uit reserve

3.613

850

13.264

3.036

500

500

Bedrijventerreinen

4.209

0

0

0

0

0

- Storting in reserve

4.209

0

0

0

0

0

Resultaat

-13.674

-15.032

-9.915

-9.901

-9.894

-7.992

Toelichting meerjarenraming

De groene inpassing van het bedrijventerrein wordt door de Gemeenschappelijke Regeling Nieuw Reijerwaard nader uitgewerkt in samenspraak met de omgeving. Dit zal naar verwachting  begin 2017 worden gerealiseerd. Op basis daarvan zal de subsidieverlening worden voorbereid. Het inpassingsplan heeft inmiddels de Raad van State-procedure doorlopen en is eind 2015 onherroepelijk geworden. Er van uit gaande dat de subsidie in 2017 wordt verleend, is in de Begroting 2017 € 9 mln. onttrokken aan de reserve Alternatieve locatie Hoeksche Waard.

In de bezuinigingsronde 2013 is besloten incidenteel middelen te onttrekken uit het budget voor bedrijventerreinen (€ 4 mln. in 2014 en € 2 mln. in 2015). In 2016 is daarom € 6 mln. incidenteel aan het budget toegevoegd.  Hiervan is in de voorjaarsnota 2016 € 2,2 mln. bestemd voor de versterking Economie (doel 3.1). Het nadelig resultaat van dit doel daalt in 2017 daarom met circa € 3,8 mln. ten opzichte van 2016. (De totale daling bedraagt € 5,1 mln. als gevolg van een daling van de apparaatskosten).

De meerjarige mutaties in de lasten worden daarnaast veroorzaakt door incidentele onttrekkingen aan reserves. Bij bedrijventerreinen zijn de mutaties vooral het gevolg van aanpassingen van de kasritmes van de uitgaven.

In 2020 is sprake van afbouw van de herstructurering van bedrijventerreinen. In dit jaar valt er € 2 mln. van de gereserveerde middelen voor bedrijventerreinen vrij naar de algemene middelen, conform de initiële financieringsafspraken over bedrijventerreinen.

Programma 3. Aantrekkelijk en Concurrerend

Doel 3.6 Beschermd, bekend en beleefbaar cultureel erfgoed

Wat willen we bereiken?

Met dit doel wordt beoogd het volgende te bereiken:

  • Erfgoedlijnen ontwikkelen en versterken en het verhaal vertellen
  • Onderhoudsachterstand monumenten wegnemen en nieuwe functies geven
  • Presenteren en toegankelijk maken van de Zuid-Hollandse archeologische vondsten
  • Beschermen cultureel erfgoed

Ons erfgoed is letterlijk goud waard. Het maakt onze omgeving mooier, het verschaft ons identiteit en je kunt er geld mee verdienen. De provincie wil haar unieke erfgoed daarom behouden, er zo veel mogelijk mensen mee in contact brengen en van laten genieten en het uiteindelijk door kunnen geven aan de generaties na ons. Daarvoor moet het worden beschermd, bekend en beleefbaar worden gemaakt en bij voorkeur economisch rendabel benut worden. Herbestemming van erfgoed met nieuwe, eigentijdse functies is immers nog de beste garantie op behoud.
Beschermen doet de provincie vooral via het wettelijke RO-instrumentarium. Zo wordt bekeken of het provinciaal erfgoedbelang goed in de gemeentelijke bestemmingsplannen verwerkt is. Door tijdig de dialoog aan te gaan is dat in de regel ook het geval, waardoor de provincie in de meeste gevallen geen zienswijze hoeft te geven.
Maar het gaat niet alleen om het beschermen, bewaren en restaureren van fysieke restanten. Ze moeten ook voor iedereen toegankelijk zijn en vooral: hun verhaal moet verteld worden. Daarom gaat de provincie door met de realisatie van erfgoedlijnen. Een erfgoedlijn is een geografische structuur (kust, trekvaart, oude duinenrij, eiland, etcetera), die meerdere monumentale stippen met één gemeenschappelijk historisch verhaal verbindt tot één streep of lijn op de kaart. De erfgoedlijnen zijn ensembles van erfgoed, landschap en water, die kwaliteit verschaffen aan de ruimte en beschikken over groot recreatief en toeristisch potentieel.
De provincie restaureert en herbestemt rijksmonumenten en sluit daarbij aan op de actuele behoefte en kansen op economische dragers.
Bij de archeologie voert de provincie haar wettelijke beschermingstaak uit, maar zorgt ook voor kennisvermeerdering en publieksbereik, bijvoorbeeld via het Archeologiehuis. Het Zuid-Hollands bodemarchief moet zo veel mogelijk worden ontsloten voor onderzoek en tentoonstelling. Ook hier geldt immers dat draagvlak onder de bevolking de beste borging van het archeologisch belang is bij ruimtelijk-economische afwegingen.
Uiteraard koestert de provincie de molens als dragers van het Zuid-Hollandse landschap. Internationaal zijn zij provinciaal icoon bij uitstek. Daarom wordt het gebruik gestimuleerd met draaipremies (want ‘rust, roest’) en wordt voor goed onderhoud gezorgd.

Trends en externe factoren

In een mondialiserende wereld geeft erfgoed ons identiteit en dus houvast. Na decennia van vooral groei en uitbreiding van de gebouwde omgeving verschuift het accent van kwantiteit naar meer kwaliteit. Daarin speelt ‘beleving’ een steeds grotere rol. Dat wordt weerspiegeld door de trek van jonge, beter opgeleide gezinnen naar de oude Hollandse steden en hun aantrekkingskracht op koperspubliek. Het historische karakter van de steden is een aantrekkelijke vestigingsfactor. Cultuur en erfgoed spelen daarom een belangrijke voorwaardenscheppende rol bij de Agenda stad.

Erfgoed en ruimtelijke ordening zullen ook steeds meer met elkaar verknoopt raken vanwege de inspirerende en toegevoegde waarde. Nieuwbouw kan worden uitgespaard door monumenten (bijvoorbeeld kerken) weer een eigentijdse functie te geven als woon-, winkel- en kantoorruimte. Of als ‘verzamelgebouw’ voor zorg- en maatschappelijke functies op het krimpende platteland. Met hun torens blijven ze zo bewaard als herkenningspunten in het weidse polderlandschap.

Wat gaan we doen om dit doel te bereiken?

Beleidstheorie

Bedrijven volgen de medewerkers. Vroeger was dat andersom. In Europa concurreren grootstedelijke regio’s dus steeds meer om inwoners. Hoe houd je je inwoners vast en hoe kom je aan gekwalificeerde nieuwe inwoners? De kwaliteit van de leefomgeving speelt daarbij een grote rol. En binnen die leefomgeving zijn cultuur en erfgoed weer een belangrijke bepalende factor. Een verstedelijkte provincie als Zuid-Holland doet er dus verstandig aan om haar cultuur en erfgoed te beschermen, beleefbaar te maken en te benutten.
Via de wet Ruimtelijke Ordening en de Erfgoedwet beschermt de provincie haar erfgoed. Tijdig onderhoud en restauratie dragen zowel bij aan bescherming als beleefbaarheid. Bij de erfgoedlijnen gaat de provincie nog een stap verder door ons erfgoed te ontwikkelen tot goed bekende en bereikbare recreatief / toeristische attracties. Door erfgoed te combineren met groen, water en landschap wordt hun aantrekkelijkheid nog eens sterk vergroot. Dit is een complexe integrale opgave die de provincie niet alleen kan realiseren noch betalen. Daarom sluit de provincie bewust aan bij de grote energie die in de samenleving leeft. Bijvoorbeeld bij de vele vrijwilligers, stichtingen, verenigingen, medeoverheden en ondernemers. De provincie werkt daarbij op het meest effectieve schaalniveau samen in netwerken en stelt zich daarbij open, betrouwbaar en dienstbaar op.

Programma 3. Aantrekkelijk en Concurrerend

Taak 3.6.1 Kaders stellen en de provincie vertegenwoordigen ten behoeve van cultureel erfgoed

Kaders worden gesteld door de Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM) en de Verordening Ruimte. In de VRM is het (archeologisch) erfgoed opgenomen als 'provinciaal belang' en de Verordening Ruimte bevat de Molenbiotoop, de Landgoedbiotoop, kroonjuwelen (inclusief werelderfgoederen), archeologie en Limes. Ruimtelijke plannen (bestemmingsplannen, peilbesluiten, Milieu Effect Rapportages, structuurvisies en vergunningen) worden vanuit het provinciaal erfgoedbelang bekeken en van een deskundig advies voorzien. Daarbij wordt ook gebruik gemaakt van de Atlas van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS). De archeologische beleidskaart in de CHS is in 2016 geactualiseerd en vastgesteld via de herziening van de VRM .
In 2016 is de nieuwe visie Cultureel Erfgoed vastgesteld. Nieuwe accenten zijn de kwaliteitsverbetering van erfgoedlijnen, meer inzet op herbestemmingen gekoppeld aan slim ruimtegebruik, monumentale gebouwen en landschappen centraal zetten in transformatie-opgaven, en verder voortgezette intensivering op publieksbereik archeologie, molenonderhoud en monumentrestauraties.
De nieuwe Omgevingswet en Erfgoedwet vormen straks de landelijk kaders. Via het IPO wordt geborgd dat het provinciaal erfgoedbelang in beide wetten een goede plek krijgt.

Prestatie-indicatoren (= output- en procesindicatoren)

Omschrijving

Nulmeting

2017

2018

2019

2020

3.6.1.1

Aantal uitgebrachte ruimtelijke adviezen ruimtelijke plannen cultureel erfgoed

80

80

80

80

80

Programma 3. Aantrekkelijk en Concurrerend

Taak 3.6.2 Restaureren monumenten en onderhouden molens

De taak om rijksmonumenten te restaureren is in 2012 gedecentraliseerd naar de provincies. Zuid-Holland telt ruim 9.000 monumenten, waarvan 228 molens. Voor provinciale subsidie komen echter alleen monumenten in aanmerking die geen woonhuis zijn of een rendabele bestemming hebben. Daarvoor bestaat een fiscale regeling, respectievelijk kan een lening met lage rente worden aangevraagd bij het Nationaal Restauratie Fonds (NRF). Toch wordt de provincie geconfronteerd met een aanzienlijke restauratiebehoefte. In 2016 is onderzoek gedaan naar de restauratiebehoefte in Zuid-Holland. Dit is in een Erfgoedmonitor opgenomen. Bij de monumenten buiten de erfgoedlijnen betreft dat vooral religieuze gebouwen en molens. De restauratie van monumenten binnen de erfgoedlijnen is begrepen onder taak 3.6.3. In 2017 worden wederom intensiveringsmiddelen ingezet om de restauratie-achterstand van rijksmonumenten in Zuid-Holland weg te werken.
Restauratie is tegelijk vaak ook de eerste stap op weg naar herbestemming. Maar voor het welslagen van herbestemming komt natuurlijk meer kijken. Zo moet er een 'markt' zijn voor een nieuwe functie en ook iemand die het initiatief wil trekken. De provincie heeft in dat verband de meest kansrijke monumenten geselecteerd met behulp van de provinciale 'transitietool' (instrument om kansrijke herbestemmingen te selecteren). Elk jaar voorziet de provincie een aantal daarvan van een advies-op-maat en de nodige begeleiding. In 2017 wordt nader met marktpartijen marktonderzoek uitgevoerd. Samen met opleidingsinstituten wordt in de vorm van prijsvragen maximale creativiteit aangeboord om te komen tot nieuwe herbestemmingen. De subsidieregeling van Restauratie Rijksmonumenten wordt uitgebreid met een paragraaf van herbestemmingen.
Voor de molens is het belangrijk dat ze kunnen draaien (hun windrecht gaat terug op de Middeleeuwen). Naast subsidie voor onderhoud en restauratie verstrekt de provincie daarom ook draaipremies naar rato van het aantal gemaakte omwentelingen. Om te kunnen draaien dient ook de omgevende molenbiotoop op orde te zijn. Vaak wordt de windvang binnen die biotoop verstoord door matig en slecht onderhouden bomen en struiken (wervelingen leiden dan tot onregelmatige slijtage). Op twee manieren stimuleert de provincie totstandkoming van groenbeheerplannen bij molens. Door ze te betrekken bij de beoordeling van ruimtelijke plannen (zie hierboven bij taak 3.6.1) en via het 'molennetwerk', dat de provincie via het Erfgoedhuis Zuid-Holland ondersteunt. In 2016 is hiermee een begin gemaakt en in 2017 wordt dit voortgezet met inzet van intensiveringsmiddelen. Ook wordt de regeling Onderhoud Molens inclusief Groot Onderhoud voortgezet.

Prestatie-indicatoren (= output- en procesindicatoren)

Omschrijving

Nulmeting

2017

2018

2019

2020

3.6.2.1

Aantal gesubsidieerde restauraties rijksmonumenten

15

20

20

20

20

3.6.2.2

Aantal maatadviezen herbestemming

7

8

8

8

8

3.6.2.3

Percentage aangevraagde onderhoudssubsidies molens

95

96

97

98

98

3.6.2.4

Percentage groenbeheerplannen molenbiotopen waarbinnen groenbeheer matig is

32

36

38

40

42

Programma 3. Aantrekkelijk en Concurrerend

Taak 3.6.3 Erfgoedlijnen ontwikkelen en beleefbaar maken

In het provinciaal erfgoedbeleid heeft de provincie het accent verschoven van bescherming van het individuelemonument naar gebiedsgerichte en integrale ontwikkeling van complexenvan monumenten. Een ingewikkelde en dure opgave die de provincie niet alleen kan realiseren en betalen. Daarom brengt de provincie vanaf eind 2012 in cocreatie met vele partijen van binnen (onder meer Groen, Water, Ruimtelijke Ordening, Mobiliteit) en buiten (netwerkend werken met ruim 200 partijen) zeven erfgoedlijnen tot ontwikkeling.
De provincie onderscheidt momenteel de volgende erfgoedlijnen: Atlantikwall, Oude Hollandse Waterlinie, Landgoederenzone, Romeinse Limes, Goeree-Overflakkee, Trekvaarten en Waterdriehoek. Elke lijn heeft een erfgoedtafel waaraan iedereen die zich in de erfgoedlijn interesseert of er belang bij denkt te hebben, mee doet. Deze tafels hebben een onafhankelijk voorzitter en staan permanent open voor nieuwe partijen met nieuwe belangen en ideeën. De voorzitter bewaakt het open karakter van de tafel, houdt partijen bij elkaar en bewaakt de voortgang bij het bereiken van het gezamenlijke doel.
Elke erfgoedtafel heeft voor zijn lijn een wensbeeld 2020 (stip aan de horizon) geformuleerd en een meerjarig investeringsprogramma met activiteiten en projecten om hun wensbeeld te realiseren. Elk jaar verschaft elke tafel de provincie een zwaarwegend advies over de in het daarop volgende jaar door de provincie te subsidiëren projecten. De provincie beoordeelt deze adviezen op onevenwichtigheden binnen en tussen de lijnen en vat het eindbeeld samen in een Maatregelenpakket erfgoedlijnen. Na publicatie van het Maatregelenpakket kan subsidie worden aangevraagd door en voor de in het pakket vermelde initiatiefnemers, projecten en bedragen. Deze aanpak maakt veel energie los, wat tot uitdrukking komt in een groot aantal gerealiseerde projecten en ruime cofinanciering. In 2016 is door de erfgoedtafels gewerkt aan kwaliteitsverbetering. Dit heeft geleid tot een aangescherpt wensbeeld voor 2020. Dit is leidend voor de initiatieven in 2017.

Prestatie-indicatoren (= output- en procesindicatoren)

Omschrijving

Nulmeting

2017

2018

2019

2020

3.6.3.1

Aantal partijen erfgoedtafels

265

275

280

285

285

3.6.3.2

Waardering partijen erfgoedtafels

7,5

8

8

8

8

3.6.3.3

Percentage cofinanciering erfgoedlijnen

250

250

250

250

250

3.6.3.4

Aantal gesubsidieerde projecten / activiteiten Maatregelenpakket Erfgoedlijnen

50

50

50

50

50

Programma 3. Aantrekkelijk en Concurrerend

Taak 3.6.4 Presenteren en toegankelijk maken archeologische vondsten

Vrijwel iedereen is geïnteresseerd waar we vandaan komen: wie waren onze voorouders en hoe leefden ze? Maar toch graven we onze geschiedenis niet zomaar overal op. Het beleid is sinds het EU-verdrag van Malta juist gericht op behoud 'in situ', dus daar waar het zich bevindt. Er wordt alleen opgegraven als na ruimtelijk-economisch afweging duidelijk is geworden dat de grond moet worden verstoord ten behoeve van de aanleg van bijvoorbeeld een weg, tunnel of woonwijk. Dan wordt er archeologisch onderzoek verricht dat voorwerpen en kennis oplevert. Het zou jammer zijn als dat vervolgens verdwijnt in een depot en de kennis beperkt blijft tot de academische kring. Want dan ontvalt uiteindelijk het maatschappelijk draagvlak voor de archeologie en daarmee de basis voor het behoud van ons bodemarchief. De provincie wil daarom de cirkel 'bescherming' en 'kennisvermeerdering' rond maken met het element 'publieksbereik'. Voor de bescherming heeft de provincie haar RO-instrumentarium en het Archeologisch Depot in Alphen aan den Rijn, waarin alle vondsten in onze provincie vakkundig en veilig worden bewaard (behalve die uit enkele gemeenten die zelf over een eigen depot beschikken). De meest interessante vondsten worden gepresenteerd in het provinciaal Archeologiehuis bij de ingang van het Archeon. Maar er kan veel meer. Samen met gemeenten en vrijwilligers van de Archeologische Werkgemeenschap voor Nederland (AWN) wil de provincie op geleide van de geactualiseerde Provinciale Onderzoek Agenda (POA) elk jaar een voor een breed (en vooral jong) publiek aantrekkelijk programma van open archeologiedagen, rondleidingen bij opgravingen, tentoonstellingen, publicaties, websites en lezingen uitvoeren. De in 2016 gestarte subsidieregeling publieksbereik archeologie wordt voortgezet in 2017. Ook wordt het Archeologiehuis verder vernieuwd. In 2017 wordt een start gemaakt met de restauratie en presentatie van de eerste Zwammerdamschepen bij het Archeon.
Speciale aandacht vraagt de Limes, de Romeinse rijksgrens die liep van Schotland tot de Zwarte Zee en in ons land langs de Rijn van Katwijk tot de Duitse grens. Omdat de Rijn zelf overal breed genoeg was hoefde er geen muur te worden gebouwd zoals in Engeland (muur van Hadrianus) en in Duitsland de palissade tussen Rijn en Donau. Het systeem bestond uit een heerweg, wachttorens en forten (castella en castra) met aanpalende burgernederzettingen (vici). Dit systeem is het grootste archeologische monument in Europa, respectievelijk Nederland, maar hier grotendeels onzichtbaar: veel is bewaard onder de grond. Onze Limes en het deel in Noordwest Duitsland (samen de neder Germaanse Limes) is momenteel kandidaat voor de status van UNESCO Werelderfgoed (erkenning te verwachten in 2020). In dat kader moet de provincie het niet alleen goed beschermen, maar ook weer voor een breed publiek beleefbaar maken. Dat wordt gedaan samen met het Rijk, Gelderland, Utrecht en tientallen Limes-gemeenten in Nederlandse Limes Samenwerking (NLS)-verband plus de twee betrokken Duitse deelstaten.

Prestatie-indicatoren (= output- en procesindicatoren)

Omschrijving

Nulmeting

2017

2018

2019

2020

3.6.4.1

Aantal archeologische publieksactiviteiten

5

8

9

10

10

Programma 3. Aantrekkelijk en Concurrerend

Doel 3.6 Beschermd, bekend en beleefbaar cultureel erfgoed

Effectindicatoren

Effectindicatoren (= outcome indicatoren)

Omschrijving

Nulmeting

2017

2018

2019

2020

3.6.a

Percentage bestemmingsplannen cultureel erfgoed zonder zienswijze

80

80

80

80

80

3.6.b

Aantal omwentelingen Zuid-Hollandse molens

200.000

200.000

200.000

200.000

200.000

3.6.c

Aantal bezoekers iconen erfgoedlijnen

595.000

610.000

630.000

650.000

650.000

3.6.d

Waardering bezoekers iconen erfgoedlijnen

8

8

8

8

8

3.6.e

Aantal vrijwilligersuren erfgoedlijnen

17.300

18.000

19.000

20.000

20.000

3.6.f

Aantal bezoekers website geschiedenis van Zuid-Holland.nl

92.000

96.000

98.000

100.000

100.000

3.6.g

Aantal bezoekers Archeologiehuis

50.000

52.000

54.000

55.000

55.000

3.6.h

Waardering bezoekers Archeologiehuis

8

8

8

8

8

3.6.i

Aantal bruiklenen Archeologisch Depot

33

36

38

40

40

Programma 3. Aantrekkelijk en Concurrerend

Doel 3.6 Beschermd, bekend en beleefbaar cultureel erfgoed

Wat mag dat kosten voor het doel?

Exploitatie
(bedragen x €1.000)

Jaarrekening 2015

Begroting 2016 na VJN

Begroting 2017

Raming 2018

Raming 2019

Raming 2020

DOEL 3-6 Beschermd, bekend en beleefbaar cultureel erfgoed

Lasten

12.901

14.873

16.207

13.400

12.089

8.284

Baten

10

504

504

504

498

0

Totaal saldo van baten en lasten

-12.891

-14.369

-15.703

-12.896

-11.591

-8.284

Programmareserves

#2011 DP Diefdijk

0

0

0

0

0

#Cultuurbereik

0

0

0

0

0

2014 DP Brandveiligheid depot archeo

125

0

0

0

0

0

2016 DP Molens CVT groot onderhoud

0

200

0

0

0

Cultuurbehoud

0

0

0

0

0

Restauratie rijksmonumenten en erfgo

304

3.100

2.200

1.600

300

0

+ Bijdrage uit reserve

429

3.100

2.400

1.600

300

0

2014 DP Brandveiligheid depot archeo

0

0

0

0

0

2016 DP Molens CVT groot onderhoud

0

0

0

0

0

Restauratie rijksmonumenten en erfgo

2.000

0

0

0

0

- Storting in reserve

0

2.000

0

0

0

0

Resultaat

-12.461

-13.269

-13.303

-11.296

-11.291

-8.284

Toelichting meerjarenraming

Rijksmonumenten hebben een historische waarden en zijn regelmatig beeldbepalend voor een dorp of stad en/of kenmerkend voor een bepaalde periode. De restauratiebehoefte is nog steeds beduidend hoger dan het beschikbare budget. Met amendement 523 Impuls cultureel erfgoed (bij behandelpunt Kadernota 2017-2020) hebben Provinciale Staten daarom besloten om in 2017 een bedrag van € 2 mln. extra beschikbaar te stellen voor de restauratie van Rijksmonumenten. De kosten worden ten laste gebracht van het vrij besteedbaar deel van de algemene reserve. Het budget wordt toegevoegd aan de subsidieregeling "Restauraties Rijksmonumenten Zuid-Holland 2013".

In het Hoofdlijnenakkoord zijn middelen (totaal incidenteel € 8 mln.) ter beschikking gesteld voor de continuering van het succesvolle erfgoedbeleid. Daarnaast zijn via het Hoofdlijnenakkoord voor de intensivering van het cultureel erfgoed en de realisatie van diverse doelen op dit gebied middelen (totaal incidenteel € 6 mln.) ter beschikking gesteld. In 2016, 2017, 2018 en 2019 leidt dit jaarlijks tot € 3,5 mln. hogere lasten.
De hogere lasten uit het Hoofdlijnenakkoord in de periode 2016-2018 verklaren de daling van de lasten in 2020.

De fasering van groot onderhoud molens neemt meer tijd in beslag dan eerder ingeschat. Het budget 2016 is daarom in de Najaarsnota 2016 met € 0,2 mln. verlaagd en tijdelijk in een reserve gestort. Onttrekking vindt plaats in de Begroting 2017.

In het Hoofdlijnenakkoord is besloten om de overgebleven ISV-middelen onder meer in te zetten voor het Cultureel erfgoed (€ 0,5 mln. in de periode 2016-2019). Het cultureel erfgoed wordt betrokken en ingepast bij Stedelijke vernieuwing. In 2020 vervallen deze baten.

Door wijzigingen in de kasritmes voor verleningen erfgoed en rijksmonumenten 2016 is in de Najaarsnota 2016
€ 1,2 mln. in de programmareserve gestort. Diverse activiteiten vinden in 2017 en volgende jaren plaats. Deze fasering is verwerkt in de meerjarige onttrekkingen aan de reserve Restauratie rijksmonumenten en erfgoed en de bijbehorende meerjarige lasten.

Provinciale Staten hebben bij amendement op de kadernota € 2 mln. voor 2017 voor gebiedsgericht werken beschikbaar gesteld, ten laste van het vrij besteedbare deel van de algemene reserve. Het bedrag wordt in de programmareserve regionale gebiedsgerichte projecten gestort in afwachting van bestemming van deze middelen.

Programma 3. Aantrekkelijk en Concurrerend

Doel 3.7 Schonere bodem en beter benutte bodem en ondergrond

Wat willen we bereiken?

Met dit doel wordt beoogd het volgende te bereiken:

  • Saneren of beheersen spoedlocaties en adequate nazorg van restverontreiniging
  • Herontwikkelen locaties met bodemverontreiniging en herontwikkelen voormalige vuilstortplaatsen
  • Beheersen van verontreinigingen stortlocaties
  • Duurzaam gebruik van de ondergrond en toepassing 3D-ordening

De Visie ruimte en mobiliteit (VRM) beschrijft het provinciaal strategisch bodembeleid. Het operationeel ruimtelijk bodembeleid is opgenomen in het Programma ruimte, waarin is aangegeven welke mix aan instrumenten de provincie voornemens is in te zetten en wil aanbieden om de doelen te bereiken. In het Convenant Bodem en Ondergrond 2016-2020, dat is afgesloten tussen het ministerie van IenM, IPO, UvW en VNG, zijn afspraken gemaakt over de uitvoering van het bodembeleid en de daarvoor beschikbare financiën. Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland hebben in januari 2015 ingestemd met het convenant. Dit convenant is operationeel uitgewerkt in het 15 december 2015 door Gedeputeerde Staten vastgestelde Werkprogramma Bodem en Ondergrond 2016 - 2020.

De provincie wil een schonere bodem realiseren door de aanpak van de spoedlocaties (de locaties met actuele humane risico’s en/of risico’s voor verspreiding en ecologie) voor 2021 én herontwikkeling van overige locaties met bodemverontreinigingen. Er zijn 2 categorieën spoedlocaties: spoedlocaties die door de overheid worden gesaneerd en spoedlocaties die door de eigenaar worden gesaneerd. Saneringen die door de overheid worden gedaan zijn goed te programmeren, omdat de overheid dan zelf de regie heeft. Deze saneringen worden betaald uit onze bodemgelden. Dit is wel een minderheid van de spoedlocaties. De meeste spoedlocaties moeten worden gesaneerd door de eigenaar. De overheid gaat dan in gesprek met de eigenaar en stimuleert de aanpak. In sommige gevallen kan een beroep worden gedaan op een financiële bijdrage van de overheid. Als de eigenaar niet wil meewerken, dan zal het juridisch instrumentarium worden ingezet (bijvoorbeeld een bevel tot onderzoek). Dit werkt vertragend. Deze categorie van spoedlocaties is dan ook moeilijk exact te programmeren. De cijfers in tabel 3.7.a zijn gezien het voorgaande dan ook een voorzichtige inschatting. Ook voor stortplaatsen wordt naast het uitvoeren van de reguliere taken in het kader van de Wet milieubeheer ingezet op herontwikkeling. Daarnaast wil de provincie duurzaam gebruik van de ondergrond realiseren door de kwaliteiten van bodem en ondergrond beter te benutten. Dit moet op termijn een vertaling krijgen in een 3D-ordening.

Trends en ontwikkelingen

In de Staat van Zuid-Holland zijn voor dit onderwerp de volgende relevante trends en ontwikkelingen beschreven:

In de digitale versie van de begroting zijn deze links aanklikbaar in de papieren versie staat het webadres aangegeven: http://staatvan.zuidholland.nl/

Wat gaan we doen om dit doel te bereiken?

Beleidstheorie

Vanuit het provinciaal belang om tot een goede ruimtelijke ordening én duurzaam gebruik van bodem en ondergrond te komen wordt instrumentarium (door)ontwikkeld om bodem en ondergrond beter te laten aansluiten op de maatschappelijke opgaven. Een belangrijk element hierbij is kennisontwikkeling en –uitwisseling. Hiermee kan een beter zicht ontstaan in de wijze waarop duurzaam gebruik van bodem en ondergrond door 3D-ordening meer vorm kan krijgen.

Voor (pre)nazorg vormt de Wet milieubeheer het juridisch kader. Sturing vindt plaats op herontwikkeling van zowel gesloten stortplaatsen als op bodemverontreinigingen die geen spoedeisend karakter hebben. Voor stortplaatsen wordt verkend of deze bijvoorbeeld een aandeel kunnen hebben in de energietransitie.

De provincie Zuid-Holland is conform de Wet bodembescherming (Wbb) het bevoegd gezag en verantwoordelijk voor de aanpak van bodemverontreinigingen en spoedlocaties in het bijzonder binnen haar grondgebied. De provincie Zuid-Holland voert de regie hierop, terwijl de uitvoering wordt gedaan door de vijf Zuid-Hollandse Omgevingsdiensten. De gemeenten Rotterdam, Den Haag, Dordrecht, Leiden en Schiedam behoren niet tot het gebied waarvoor de provincie het bevoegd gezag is in het kader van de Wbb. Zij zijn het bevoegd gezag voor hun eigen grondgebied.

Bijdrage Verbonden partijen
In 2002 is de Stichting Herontwikkeling Zellingwijk (SHZ) opgericht met als doel het implementeren en tot uitvoering brengen van het project Zellingwijk, zoals weergegeven in het “Uitvoeringscontract Hollandsche IJssel 1999-2010”. Ten behoeve van de bodemsanering en de herontwikkeling van de Zellingwijk in Gouderak is op 19 januari 2004 tussen betrokken partijen (SHZ, gemeente Ouderkerk, provincie Zuid-Holland en de Staat der Nederlanden) de Raamovereenkomst Zellingwijk afgesloten. De Zellingwijk is in de periode 2008-2009 gesaneerd en is in 2010 tot en met 2012 opnieuw ingericht met natuur en woningbouw in opdracht van de SHZ. In 2016 wordt als laatste onderdeel van de herinrichting de passantenhaven aangelegd. In 2017 zal de stichting worden geliquideerd.
Met het volledig schoonmaken van de bodem en de herinrichting (woningbouw, natuur en recreatie) draagt het project Zellingwijk bij aan doel 3-7.

Programma 3. Aantrekkelijk en Concurrerend

Taak 3.7.1 Opdrachtverlening aan Omgevingsdiensten en monitoring uitvoering verontreinigde locaties

De provincie geeft aan de Omgevingsdiensten opdracht om beschikkingen ernst en spoed af te geven,  spoedlocaties te laten saneren dan wel de risico’s van verontreinigingen weg te nemen. Uiterlijk op 1 januari 2017 moeten alle spoedlocaties (MTR-lijst 2013)  – exclusief KRW spoed -  zijn beschikt.  De lijst met spoedeisende locaties op grond van de KRW bevat 35 locaties (stand van zaken augustus 2016). In het Werkprogramma Bodem en Ondergrond 2016-2020 hebben GS in december 2015 vastgelegd dat voor 1 januari 2018  alle KRW-locaties zijn beschikt op ernst en spoed. Voor 2021 moeten deze KRW-locaties zijn gesaneerd dan wel beheerst.

Prestatie-indicatoren (= output- en procesindicatoren)

Omschrijving

Nulmeting

2017

2018

2019

2020

3.7.1.1

Aantal afgegeven beschikkingen ernst en spoed voor de locaties op de KRW-lijst

0%

50%

100%

100%

100%

Toelichting prestatie-indicator(en)

Cijfers hebben alleen betrekking op het grondgebied van de provincie Zuid-Holland waarvoor de provincie het bevoegd gezag is.

Programma 3. Aantrekkelijk en Concurrerend

Taak 3.7.2 Uitvoeren van (pre)nazorg op stortlocaties in het kader van de Wet milieubeheer

De provincie Zuid-Holland is op basis van de Nazorgregeling in de Wet milieubeheer bestuurlijk, organisatorisch en financieel verantwoordelijk voor de eeuwigdurende nazorg van gesloten stortplaatsen, die op of na 1 september 1996 nog in bedrijf waren. Het doel van de nazorgregeling is om zeker te stellen dat stortplaatsen ook na sluiting aan het vereiste beschermingsniveau voldoen, zodat zij geen risico vormen voor het milieu.

Voorafgaand aan de sluiting (pre-nazorg) van de stortplaats dienen er voldoende middelen gereserveerd te worden in het provinciale Fonds nazorg om de taken in de nazorg te kunnen doen. Hiervoor wordt een doelvermogen opgebouwd door de exploitant op basis van een door de provincie goedgekeurd nazorgplan. Ook wordt door de provincie gecontroleerd of voldaan is aan alle wettelijke bepalingen, contracten en vergunningsvoorwaarden die van invloed zijn op de sluitingsverklaring die de provincie dient af te geven.

Programma 3. Aantrekkelijk en Concurrerend

Taak 3.7.3 Verkennen en organiseren kennisuitwisseling duurzaam gebruik ondergrond

De provincie heeft instrumentarium ontwikkeld in de vorm van een Bodemladder, Ondergrondwijzer en Bodematlas. De toepasbaarheid en reikwijdte van deze instrumenten wordt via pilots onderzocht. Indien nodig worden deze aangepast om een goede 3D-ordening mogelijk te maken. Het kennis- en informatieniveau wordt verder ontwikkeld en gedeeld met stakeholders om te komen tot een goede realisatie van duurzaam gebruik van bodem en ondergrond.

Programma 3. Aantrekkelijk en Concurrerend

Doel 3.7 Schonere bodem en beter benutte bodem en ondergrond

Effectindicatoren

Effectindicatoren (= outcome indicatoren)

Omschrijving

Nulmeting

2017

2018

2019

2020

3.7.a

Aantal spoedlocaties (MTR-lijst 2013) waarvan de risico's zijn gesaneerd of zijn beheerst

112

20%

40%

60%

80%

3.7.b

Aantal KRW grondwater spoedlocaties waarvan de risico's zijn gesaneerd of zijn beheerst

0%

10%

20%

50%

100%

Toelichting effectindicator(en)

Cijfers hebben alleen betrekking op het grondgebied van de provincie Zuid-Holland waarvoor de provincie het bevoegd gezag is.

Toelichting

  1. Peildatum nulmeting is 1-1-2016;
  2. De effectindicatoren zijn gebaseerd op de afspraken uit het Convenant bodem en ondergrond 2016-2020 dat is afgesloten tussen het Rijk, het IPO, de Unie van Waterschappen en de VNG. GS hebben in januari 2015 ingestemd met dit convenant;
  3. De ambitie is om de spoedlocaties daadwerkelijk te saneren. Als dit niet tijdig lukt, dan moeten minimaal de risico`s worden beheerst of tijdelijke beveiligingsmaatregelen genomen zijn;
  4. Kaderrichtlijn Water (KRW) grondwater spoedlocaties: gevallen van bodem- c.q. grondwaterverontreiniging met verspreidingrisico`s in verband met kwetsbare objecten zoals Natura 2000-gebieden, zwemwateren en waterlichamen waaruit water voor menselijke consumptie wordt onttrokken. Het is aannemelijk dat het spoedlocaties zijn.
  5. De mogelijke KRW spoedlocaties worden nog in beeld gebracht. Najaar 2016 stelt de provincie de KRW-grondwaterspoedlocaties-lijst vast waaruit blijkt hoeveel locaties er in Zuid-Holland gesaneerd moeten worden. Met behulp van deze lijst worden najaar 2016 de PM posten ingevuld.

Programma 3. Aantrekkelijk en Concurrerend

Doel 3.7 Schonere bodem en beter benutte bodem en ondergrond

Wat mag dat kosten voor het doel?

Exploitatie
(bedragen x €1.000)

Jaarrekening 2015

Begroting 2016 na VJN

Begroting 2017

Raming 2018

Raming 2019

Raming 2020

DOEL 3-7 Schonere bodem en beter benutte bodem en ondergrond

Lasten

11.755

11.641

7.672

2.941

2.843

2.810

Baten

1.966

2.259

832

694

694

347

Totaal saldo van baten en lasten

-9.790

-9.382

-6.840

-2.248

-2.149

-2.463

Programmareserves

Meerjarenplan Bodemsanering

7.101

7.220

4.805

95

0

0

+ Bijdrage uit reserve

7.101

7.220

4.805

95

0

0

Meerjarenplan Bodemsanering

12.574

5.525

3.729

3.591

3.591

3.591

- Storting in reserve

12.574

5.525

3.729

3.591

3.591

3.591

Resultaat

-15.263

-7.686

-5.764

-5.743

-5.740

-6.053

Toelichting meerjarenraming

De lasten voor de aanpak van spoedlocaties en de onttrekking uit de reserve voor het jaar 2017 zijn bij de Begroting 2017 nog gebaseerd op de jaarplannen 2016. Bij de Voorjaarsnota 2017 worden de lasten en onttrekkingen bijgesteld op basis van de door de Omgevingsdiensten ingediende jaarplannen Spoed en Nazorg 2017. Voor 2018 en verder zijn de ramingen nog niet meegenomen.

Programma 3. Aantrekkelijk en Concurrerend

Middeleninzet

Exploitatie
(bedragen x €1.000)

Begroting 2017

Raming 2018

Raming 2019

Raming 2020

Programma 3 Aantrekkelijk en Concurrerend

Lasten

85.203

60.673

52.147

38.323

Baten

1.416

1.278

1.271

427

Totaal saldo van baten en lasten

-83.787

-59.395

-50.876

-37.896

Bijdrage uit reserve

32.169

11.318

3.341

755

Storting in reserve

13.129

10.591

10.191

7.591

Resultaat

-64.747

-58.668

-57.725

-44.732

Incidentele baten en lasten
(bedragen x €1.000)

Begroting 2017

Raming 2018

Raming 2019

Raming 2020

Programma 3 Aantrekkelijk en Concurrerend

Lasten

46.003

21.610

13.127

1.341

Baten

1.409

1.271

1.271

427

Totaal saldo van baten en lasten

-44.594

-20.339

-11.856

-914

Bijdrage uit reserve

31.990

11.139

3.166

580

Storting in reserve

13.129

10.591

10.191

7.591

Resultaat

-25.732

-19.791

-18.881

-7.925

Opmerking: De incidentele baten en lasten maken onderdeel uit van de totale exploitatie van het programma.  

Programma 3. Aantrekkelijk en Concurrerend

Effectindicatoren