Begroting en verantwoording

2. Bereikbaar en Verbonden

Inleiding

Voor een bereikbaar en verbonden Zuid-Holland

Verkeer en vervoer
Een optimaal functionerend mobiliteitssysteem blijft een essentiële voorwaarde voor de economie van Zuid-Holland. De provincie zet, naast het verbeteren van de bestaande en aanleg van nieuwe infrastructuur ook in op het beter benutten en slimmer gebruiken van de bestaande capaciteit van het mobiliteitssysteem. Dit kan door de vraag naar mobiliteit meer af te stemmen op het aanbod van infrastructuur en vervoermiddelen. Hiertoe wil de provincie de keuzemogelijkheden voor en de combinatie van vervoermiddelen voor reizigers verbeteren. De nadruk komt te liggen op de aansluiting tussen auto, openbaar vervoer, fiets en personenvervoer over water.

Een belangrijke stap ontwikkeling van het beter bereikbaar maken is het onherroepelijk geworden Provinciaal Inpassingsplan voor de Rijnlandroute. Deze weg lost huidige knelpunten op en garandeert de doorstroming in de regio Holland Rijnland, met name rondom Leiden en Katwijk. In 2017 zullen de werkzaamheden buiten zichtbaar worden.

De provincie is met gemeenten en andere regionale belanghebbenden in de regio Drechtsteden/Alblasserwaard/Vijfheerenlanden een interactief proces gestart ter voorbereiding van de aanbesteding voor de volgende concessieperiode. Bij deze aanbesteding zal worden gezocht naar mogelijkheden om innovaties in het openbaar vervoer, bijvoorbeeld op het vlak van zero-emissie vervoer en kleinschalig vervoer, te introduceren. De daadwerkelijke aanbestedingsprocedure vindt, na vaststelling door Provinciale Staten van het beleidskader, in 2017 plaats. Ook de verdere uitrol van het R-net wordt verkend.

In het Fietsplan maakt de provincie keuzes voor de provinciale inzet van fietsgebruik in Zuid-Holland voor de periode 2016 tot 2025. In dit plan geeft de provincie prioriteit aan de optimalisatie van fietsnetwerken, een goede aansluiting tussen fiets, OV, auto en wandelen en innovatieve, energieneutrale fietspaden. Het Fietsplan is in overleg met medeoverheden, belangenorganisaties, kennisinstellingen, bedrijven en inwoners opgesteld.

De provincie wil haar positie als binnenvaartprovincie en economische meerwaarde als logistieke hotspot behouden en versterken. Daarbij is goederenvervoer over water een onmisbare modaliteit. De provincie helpt de slag naar vergroening van vervoer over water door te zetten.

Doelen en taken

Programma 2. Bereikbaar en Verbonden

Doel 2.1 Instandhouding, bereikbaarheid en verkeersveiligheid op orde

Wat willen we bereiken?

Met dit doel wordt beoogd het volgende te bereiken:

  • Kwaliteit bestaande provinciale infrastructuur op orde
  • Compleet maken mobiliteitsnetwerk
  • Verbeteren Verkeersveiligheid
  • Benutten bestaande infrastructuur door:
    • Vraag naar mobiliteit afstemmen op het aanbod van infrastructuur en vervoermiddelen
    • Verbeteren integratie van netwerken
  • Mobiliteit systeem versterken en opwaarderen

Zuid-Holland is de meest verstedelijkte provincie van Nederland. Twee grote steden, de mainport Rotterdam, de Greenports, kennisinstellingen, landbouw en een aantrekkelijk landschap zorgen voor veel dagelijkse verplaatsingen tussen woon-, werk- en andere omgevingen. Om deze, voor de Zuid-Hollandse en Nederlandse economie belangrijke gebieden goed te kunnen bereiken is een optimaal functionerend mobiliteitssysteem essentieel. Conform het Hoofdlijnenakkoord is het doel om van Zuid-Holland de best bereikbare provincie te maken. Hiervoor moet de kwaliteit van de infrastructuur, zowel technisch als functioneel, op orde zijn. Om dit te bereiken zorgt de provincie voor de aanleg en het beheer en onderhoud van de regionale wegen en vaarwegen. Dat doet de provincie slim en innovatief, in samenwerking met andere wegbeheerders en op een integrale en trajectgewijze manier.
Het functioneel op orde zijn van de infrastructuur wil de provincie onder meer bereiken door het compleet maken van het mobiliteitsnetwerk. Hiervoor pakt de provincie, door uitvoering te geven aan reeds geplande infrastructuur projecten, infrastructurele knelpunten aan. Specifieke aandacht heeft hierbij de bereikbaarheid van internationale knooppunten zoals bijvoorbeeld de mainports Rotterdam en Schiphol. De provincie draagt bij aan maatregelen ter ontlasting van de Ruit van Rotterdam en ter verbetering van de achterlandverbindingen naar Duitsland. Het oplossen van knelpunten doet de provincie in nauwe samenwerking met het Rijk, de gemeenten en de waterschappen. De verbetering van de verkeersveiligheid heeft prioriteit om het aantal verkeersslachtoffers te verminderen.
In deze tijd van schaarser wordende financiële middelen en het streven om ruimte slim te gebruiken zet de provincie ook in op het beter benutten en slimmer gebruiken van de bestaande capaciteit van het mobiliteitssysteem  door de vraag naar mobiliteit meer af te stemmen op het aanbod van infrastructuur en vervoermiddelen. Hiertoe wil de provincie de keuzemogelijkheden voor en de combinatie van vervoermiddelen voor reizigers verbeteren. Een belangrijke rol hierin is weggelegd voor de fiets, zoals verwoord in het Fietsplan.
De nadruk ligt op de aansluiting tussen auto, openbaar vervoer en fiets en aansluitingen tussen fietsverbindingen. Tevens wil de provincie dat vervoer van goederen over water een volwaardig alternatief is voor goederenvervoer over de weg. Hierdoor wordt het mobiliteitsnetwerk efficiënter gebruikt met minder piekbelasting. Daarnaast wil de provincie slimme innovaties toepassen en de integratie van netwerken verbeteren.
Om het mobiliteitssysteem blijvend te versterken zal de provincie technologische ontwikkelingen, duurzame energie en logistieke innovaties inzetten.

Met de keuze in het Hoofdlijnenakkoord voor een gesloten systeem binnen het programma Bereikbaar en Verbonden, zullen tegenvallers worden opgevangen binnen het programma. Het niet indexeren van de budgetten brengt het risico mee dat er minder ruimte zou kunnen zijn voor nieuwe ambities in het programma. Hierop wordt bij het Kaderbesluit Infrastructuur 2017 teruggekomen. Meevallers zullen beschikbaar blijven in het programma en worden ingezet voor het oplossen van verdere knelpunten.

Trends en ontwikkelingen

De economische, technologische en demografische ontwikkelingen werken door in de wijze waarop mensen en bedrijven de ruimte en het mobiliteitsnetwerk gebruiken. Nu al doen zich verschuivingen voor in gedrag en in voorkeuren, maar het is vaak onzeker of en in welke mate een dergelijke trend zich zal doorzetten. Zo maken technologische ontwikkelingen het voor steeds meer mensen mogelijk om niet op een vaste werkplek te werken. In de vrije tijd zijn mensen vaker op stap: naar de bekende publiekstrekkers, maar ook naar mooie landschappen en natuurgebieden. In de woonvoorkeuren houdt de trek naar de stad aan met een eigen mobiliteitsbehoefte.
Innovatie is nodig om energietransitie bij mobiliteit van de grond te krijgen. Bij infrastructuur zullen innovaties zich met name richten op het verlengen van de levensduur van infrastructuur en het slimmer en goedkoper aanleggen en onderhouden van infrastructuur. Zelf lokaal energie opwekken en gebruiken is daarbij een belangrijke ontwikkeling, maar ook andere duurzaamheidsoplossingen (bijvoorbeeld geluidabsorptie en milieuschadevermindering) worden getest en toegepast. Op het gebied van verkeersveiligheid is de verwachting veiligheidswinst te behalen door ontwikkelingen in voertuigen en de interactie met de weggebruiker.
Andere ontwikkeling is de Omgevingswet, waarvoor integratie van beleidsvelden in een Omgevingsvisie nodig zal zijn. Dit betekent versterking van integratie van mobiliteitsbeleid en ruimtelijk beleid, zodat de economische kracht van Zuid-Holland versterkt wordt.

Wat gaan we doen om dit doel te bereiken?

Beleidstheorie

Om als Zuid-Holland de best bereikbare provincie te zijn zet de provincie een verscheidenheid aan taken, maatregelen en instrumenten in.
Beleidsmatig vormen het Hoofdlijnenakkoord, de Visie Ruimte en Mobiliteit en het Programma Mobiliteit de basis voor het provinciaal handelen. Dit beleidskader vormt het vertrekpunt om van de provincie Zuid-Holland de best bereikbare provincie te maken.

Om de kwaliteit van de bestaande infrastructuur op orde te houden is het belangrijk om tijdig onderhoud te plegen aan het netwerk. Dat gebeurt door het uitvoeren van dagelijks beheer en onderhoud en grootschalig beheer en onderhoud.

Om het netwerk compleet te maken en de verkeersveiligheid te verbeteren voert de provincie infrastructurele projecten uit. En daarnaast werken we samen met beheerders van aansluitende netwerken. Met het integrale Programma Zuid-Hollandse Infrastructuur (PZI) vertaalt de provincie het beleid programmatisch en financieel naar maatregelen, projecten en programma’s op het gebied van wegen, vaarwegen, openbaar vervoer, verkeersveiligheid, goederenvervoer en fietsinfrastructuur.

Om de vraag naar mobiliteit af te stemmen op het aanbod van infrastructuur en het verbeteren van de integratie van netwerken voert de provincie projecten uit die zich richten op het verminderen van de piekbelasting van het netwerk. De integratie krijgt vorm door bijvoorbeeld het verbeteren van kruisingen tussen weg-vaarweg (blauwe golf), betere overstapmogelijkheden fiets-OV en slim informeren van reizigers.

Tevens zijn strategische analyses gemaakt van het netwerk (provinciaal, rijks, etcetera) en vindt in 2017 met de regiopartners verdere vertaling plaats naar nadere uitwerking van het beleid over de volle breedte van bereikbaarheid en verkeersveiligheid. Dit geeft input voor toekomstige verbeteringen van de bereikbaarheid en verkeersveiligheid en de programmatische vertaling hiervan.

Knelpunten en problemen worden op de schaal van Zuid-Holland afgewogen op basis van de netwerkanalyses en vervolgens gebiedsgericht en integraal beschouwd, waarbij de oplossingen gezocht worden over alle modaliteiten heen en ook op andere gebieden dan infrastructurele maatregelen.
Samenwerking en netwerkend werken met andere overheden en maatschappelijke organisaties is hierbij cruciaal voor het versterken van de bereikbaarheid van Zuid-Holland.
Specifiek samen met de partners in de Zuidvleugel worden jaarlijks met het Rijk afspraken gemaakt in het kader van het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) op basis van een gecoördineerde ruimtelijk en bereikbaarheidsaanpak voor de uitvoeringsstrategie en investeringsstromen. Tussentijds worden per project ook bestuurlijke afspraken gemaakt.

Bijdrage Verbonden partijen
De provincie participeert in het Wegschap Dordtse Kil, gezamenlijk met andere partijen is de provincie eigenaar van de Kiltunnel die de N217 met de N3 verbindt. De Kiltunnel maakt onderdeel uit van het gezamenlijke infrastructurele netwerk van provincie en andere wegbeheerders.  

Programma 2. Bereikbaar en Verbonden

Taak 2.1.1 Uitvoeren van dagelijks beheer en onderhoud

De provincie heeft de wettelijke plicht haar areaal, de provinciale wegen en vaarwegen, te beheren en onderhouden. Dit betekent de zorg voor een beschikbare, betrouwbare en veilige infrastructuur, zodat een vlotte en veilige afwikkeling van het verkeer gewaarborgd is.

Verspreid over het gehele areaal worden dagelijkse beheer- en onderhoudswerkzaamheden (DBO) uitgevoerd om de wegen en vaarwegen technisch in stand te houden, de veiligheid te bewaken en de doorstroming te waarborgen. Het betreft onder meer: toezicht, inspectie en handhaving, juridisch beheer, bediening van bruggen, verkeersvoorzieningen, gladheidsbestrijding, kleinschalig civieltechnisch en groenonderhoud aan wegen, vaarwegen en kunstwerken, exploitatie van steunpunten en vaar- en voertuigen. In 2017 gaat met betrekking tot wegen een integraal DBO-contract van start in een gedeelte van het areaal, in de regio Oost. De aannemer voert voor langere tijd een groot aantal DBO-werkzaamheden in deze regio uit op basis van vooraf gestelde functionele prestatie-eisen.

Door middel van dynamisch verkeersmanagement wordt de doorstroming van het (vaar)wegverkeer verbeterd. Er wordt ingespeeld op de actuele verkeerssituatie en er is betrouwbare reistijdinformatie beschikbaar. Alle dynamische verkeersmanagementsystemen op de weg zijn werkend en onderling gekoppeld.

Op het gebied van vaarwegen worden afspraken gemaakt met andere beheerders om de afstandsbediening van bruggen over cruciale vaarroutes over te nemen. Hierdoor ontstaat meer zicht op de actuele verkeerssituatie rond bruggen en op de vaarweg.

Verder worden ontheffingen, vergunningen en toestemmingen verleend op basis van de Wegenwet en de Wegenverordening Zuid-Holland, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement en de vaarwegenverordening. Hiervoor gelden wettelijke termijnen.

Prestatie-indicatoren (= output- en procesindicatoren)

Omschrijving

Nulmeting

2017

2018

2019

2020

2.1.1.1

Percentage binnen de termijn verleende ontheffingen, vergunningen en toestemmingen

93%

90%

90%

90%

90%

2.1.1.2

Percentage binnen de streeftermijn (conform vastgesteld werkproces) afgehandelde meldingen

88%

88%

90%

90%

90%

Programma 2. Bereikbaar en Verbonden

Taak 2.1.2 Uitvoeren van planmatig onderhoud

Het onderhoud aan de provinciale wegen en vaarwegen wordt uitgevoerd volgens de systematiek van planmatig beheer en onderhoud, waarbij een integrale, trajectgewijze aanpak wordt toegepast op de 10 vaarwegtrajecten en de 118 wegtrajecten. Er wordt gewerkt met een assetmanagementplan conform de internationale assetmanagement standaard ISO 55000, in 2017 wordt certificering voorzien. De intervalgedreven cyclus van planmatig onderhoud is bij de wegen doorontwikkeld tot toestandsafhankelijke onderhoudsplanning. Risico’s en prestaties wegen mee bij het bepalen van het noodzakelijk onderhoudsmoment. De onderhoudsstaat wordt bewaakt door periodieke inspecties. Precies op tijd ingrijpen zorgt voor instandhouding tegen minimale kosten met optimale prestaties en overwogen geaccepteerde risico’s.

In het PZI is een overzicht opgenomen van weg- en vaarwegtrajecten waarvan het planmatig onderhoud in 2017 wordt afgerond.

Prestatie-indicatoren (= output- en procesindicatoren)

Omschrijving

Nulmeting

2017

2018

2019

2020

2.1.2.1

Percentage volgens programmering afgeronde onderhoudsprojecten

83%

85%

85%

85%

85%

Programma 2. Bereikbaar en Verbonden

Taak 2.1.3 Kaders stellen en de provincie vertegenwoordigen voor het verbeteren van de bereikbaarheid en verkeersveiligheid

Ontwikkelingen in de maatschappij en nieuwe inzichten op het gebied van mobiliteit vereisen een continue toets van de uitvoering van de kaders uit het Hoofdlijnenakkoord, Visie Ruimte en Mobiliteit en Programma Mobiliteit. Vanuit dit gezichtspunt geven strategische analyses van wegen, vaarwegen en openbaar vervoer voeding aan de nadere uitwerking en uitvoering van het Programma Mobiliteit.
Om de doelen van betere bereikbaarheid en een betere verkeersveiligheid te behalen is het noodzakelijk om op te trekken met onze partners in de regio. Vandaar dat de provincie deelneemt aan diverse overleggen, zodat provinciale standpunten en wensen op het gebied van mobiliteit in gezamenlijkheid met deze partners tot uitvoering komen. Ook participeert de provincie in overlegstructuren met andere (provinciale) wegbeheerders om kennis en expertise uit te wisselen.

Programma 2. Bereikbaar en Verbonden

Taak 2.1.4 Uitvoeren van projecten / maatregelen voor bereikbaarheid en verkeersveiligheid (Programma Zuid-Hollandse Infrastructuur (PZI) meerjarenprogramma infrastructuur)

Het Programma Zuid-Hollandse Infrastructuur (PZI) vervult de rol van planningsinstrument en geeft inzicht in de middelen voor nieuwe en verbeterde infrastructuur. Met het PZI wordt invulling gegeven aan de kaders uit het Hoofdlijnenakkoord, de VRM en het Programma Mobiliteit. Met het uitvoeren van projecten en maatregelen uit het PZI wordt de provincie beter bereikbaar en verkeersveiliger.
Het PZI bevat eigen provinciale projecten en maatregelen naast projecten en maatregelen die in samenwerking met of met medefinanciering van andere partners als Rijk, gemeenten en waterschappen worden uitgevoerd. Het grootste project van de provincie is de Rijnlandroute, waar in 2017 volop aan verder wordt gewerkt.
Het streven is om een duurzaam financieel evenwicht tussen investeringen in en onderhoud van de infrastructuur tot stand te brengen. Dit is gebeurd door samenvoeging van het meerjarenprogramma infra en onderhoud in het nieuwe PZI. Indien nodig wordt prioritering aangebracht binnen het programma Bereikbaar en Verbonden.
Het PZI-programma verkeersveiligheid richt zich op maatregelen die de verkeersveiligheid van onze wegen verbeteren. Daarnaast zet de provincie door middel van educatie, communicatie, campagnes en voorlichting in op gedragsverandering van de verkeersdeelnemers. Dit doet de provincie in samenwerking met diverse partners zoals Rijk, gemeenten, scholen en politie. In het PZI-programma Fiets wordt uitvoering gegeven aan het Fietsplan.

Prestatie-indicatoren (= output- en procesindicatoren)

Omschrijving

Nulmeting

2017

2018

2019

2020

2.1.4.1.a

Percentage wegenprojecten PZI binnen planning

92%

75%

75%

75%

75%

2.1.4.1.b

Percentage vaarwegen projecten PZI binnen planning

100%

75%

75%

75%

75%

2.1.4.1.c

Percentage fietsprojecten PZI binnen planning

89%

75%

75%

75%

75%

2.1.4.1.d

Percentage verkeersveiligheidsprojecten PZI binnen planning

57%

75%

75%

75%

75%

2.1.4.2.a

Percentage wegenprojecten PZI binnen budget

100%

85%

85%

85%

85%

2.1.4.2.b

Percentage vaarwegen projecten PZI binnen budget

100%

85%

85%

85%

85%

2.1.4.2.c

Percentage fietsprojecten PZI binnen budget

94%

85%

85%

85%

85%

2.1.4.2.d

Percentage verkeersveiligheidsprojecten PZI binnen budget

100%

85%

85%

85%

85%

2.1.4.3.a

Aantal scholen met certificaat School op Seef

148

>=2016

>=2017

>=2018

>=2019

2.1.4.3.b

Aantal deelgenomen scholen aan Totally Traffic

120

>=2016

>=2017

>=2018

>=2019

Programma 2. Bereikbaar en Verbonden

Taak 2.1.5 Uitvoeren projecten, programma's en maatregelen gericht op betere benutting van de infrastructuur

Een van de rode draden uit de Visie Ruimte en Mobiliteit is Beter Benutten. Naast maatregelen aan de aanbodkant van het mobiliteitssysteem (taak 2.1.4), is deze taak gericht op betere benutting van de infrastructuur aan de vraagkant. Verkeersdeelnemers de mogelijkheid bieden om op andere en meer gedifferentieerde tijden te reizen, om alternatieve modaliteiten voor de te maken reis te bieden, flexibel werken te stimuleren en mobiliteitsstromen te begeleiden door de inzet van dynamisch verkeersmanagement, dragen bij aan het doel van betere bereikbaarheid en verkeersveiligheid. Deze maatregelen voert de provincie in nauwe samenwerking met andere wegbeheerders, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties uit. Het beter op elkaar aansluiten van netwerken onderling is hierbij van belang.

In 2016 is het Besluit tot wijziging van de Subsidieregeling mobiliteit Zuid-Holland vastgesteld waarmee naast een andere indeling van de regeling ook het revolverend verenfonds is ingesteld. Op basis van deze subsidieregeling kunnen exploitanten van veerdiensten, die voornamelijk forensen en scholieren vervoeren, voor de renovatie en vernieuwing van hun veerponten geld lenen bij de provincie.

Eind 2017 loopt de bestaande vervoerovereenkomst met Connexxion over water voor de Veerdienst Maassluis - Rozenburg af. In 2017 wordt in samenwerking met de regio en de MRDH een nieuw contract voor deze veerdienst aanbesteed. Hierbij wordt er rekening gehouden met de realisatie van de Blankenburgtunnel en de effecten hiervan op de functie en het gebruik van de veerdienst.

Prestatie-indicatoren (= output- en procesindicatoren)

Omschrijving

Nulmeting

2017

2018

2019

2020

2.1.5.1

Aandeel ingezet budget van het revolverend verenfonds

0%

50%

75%

100%

100%

Programma 2. Bereikbaar en Verbonden

Taak 2.1.6 Uitvoeren verkenningen en onderzoeken ten behoeve van versterking en opwaardering mobiliteitssysteem

Parallel aan het op orde brengen en beter benutten van het mobiliteitssysteem voert de provincie gebieds- en bereikbaarheidsverkenningen uit om knelpunten en kansen voor de toekomst te inventariseren en mogelijke verbetermaatregelen te definiëren. Op dit moment loopt onder meer de gebiedsverkenning Westland. In de daaruit voortgekomen coalitie Herstructurering Ontwikkeling Tuinbouw (HOT) werken provincie en gemeente Westland samen aan de thema's modernisering / herstructurering tuinbouw, energietransitie en bereikbaarheid. Doel is een gezamenlijke ruimtelijke uitvoeringsstrategie en investeringsagenda voor het Westland. Naast de gebieds- en bereikbaarheidsverkennningen participeert de provincie in diverse MIRT-onderzoeken gericht op het versterken van de toekomstvastheid van het mobiliteitssysteem.
Momenteel lopen er diverse MIRT-onderzoeken zoals: Internationale connectiviteit, bereikbaarheid Rotterdam – Den Haag en de MIRT-onderzoeken voor de goederencorridors Rotterdam – Noord-Brabant – Noord-Limburg –Duitsland en Rotterdam – Arnhem / Nijmegen – Duitsland. Deze onderzoeken moeten leiden tot programma’s of maatregelpakketten waarmee verwachte knelpunten kunnen worden voorkomen en de bereikbaarheid in de toekomst kan worden gegarandeerd. Naast de MIRT onderzoeken werkt de provincie aan de verbetering van de corridors A12, A15 en A4-Zuid.

Programma 2. Bereikbaar en Verbonden

Doel 2.1 Instandhouding, bereikbaarheid en verkeersveiligheid op orde

Effectindicatoren

Effectindicatoren (= outcome indicatoren)

Omschrijving

Nulmeting

2017

2018

2019

2020

2.1.a

Percentage wegen in goede technische staat op basis van conditiemeting (NEN 2767)

93%

90%

90%

90%

90%

2.1.b

Percentage vaarwegen in goede technische staat op basis van conditiemeting (NEN 2767)

51,6%

55%

58%

61%

64%

2.1.c

Percentage beweegbare kunstwerken voldoende beschikbaar voor het wegverkeer

98%

100%

100%

100%

100%

2.1.d

Percentage beweegbare kunstwerken voldoende beschikbaar voor het vaarwegverkeer

94%

100%

100%

100%

100%

2.1.e

Gemiddelde snelheid autoverkeer spits op belangrijke regionale trajecten (km per uur)

50,5 km/uur

>=2016

>=2017

>=2018

>=2019

2.1.f

Gemiddelde snelheid autoverkeer dal op belangrijke regionale trajecten (km per uur)

55 km/uur

>=2016

>=2017

>=2018

>=2019

2.1.g

Aantal dodelijke verkeersslachtoffers Zuid-Holland

64

<= 2016

<= 2017

<= 2018

<= 2019

2.1.h

Aantal dodelijke verkeersslachtoffers in het regiegebied Zuid-Holland

34

<= 2016

<= 2017

<= 2018

<= 2019

2.1.i

Aandeel fietsgebruik bij afstanden tot 15 km

31%

>=31%

>=32%

>=33%

>=34%

2.1.j

Gebruik provinciale vaarwegen in vaarbewegingen -- Aantal vaarbewegingen (beroepsbinnenvaart) op de Gouwe

8.400

>=2016

>=2017

>=2018

>=2019

2.1.k

Gebruik provinciale vaarwegen in tonnages -- Vervoerde tonnages (x100.000) op de Gouwe

33.000

>=2016

>=2017

>=2018

>=2019

Toelichting effectindicator(en)

2.1.a en 2.1.b:Conditiemeting op basis van de NEN 2767 norm geeft inzicht in de gemiddelde technische staat en daarmee de beschikbaarheid van het gehele areaal aan wegen, oevers en kunstwerken. Als een weg net is onderhouden scoort de technische staat maximaal. Gedurende de gebruiksduur neemt de technische staat langzaam af via voldoende naar matig. Dit betekent ook dat de effectindicator over het gemiddelde van het areaal in de tijd zal fluctueren. De afgelopen jaren is veel inzet gedaan in de verbetering van de technische staat van de wegen. De komende jaren zal de gemiddelde conditie van het wegenareaal dan ook langzaam dalen.
In deze periode wordt gewerkt aan het verbeteren van de technische staat van de oevers, waarmee die indicator stijgt. Met het monitoren van de technische staat kan tijdig het moment worden bepaald waarop groot onderhoud noodzakelijk wordt. Te allen tijde voldoet het volledige areaal aan de wettelijke technische eisen ten aanzien van veiligheid en wordt voorkomen dat achterstallig onderhoud en daarmee kapitaalvernietiging ontstaat.

2.1.c en d geven inzicht in de betrouwbaarheid en beschikbaarheid van beweegbare kunstwerken. De provincie beheert en onderhoudt haar beweegbare kunstwerken zodat de overlast door stremming tot een minimum beperkt blijft. Om dat te maatstaven wordt een percentage berekend van de bruggen die meer dan 99,8% van de tijd beschikbaar zijn. De beschikbaarheid van een brug wordt gemeten door de duur van alle ongeplande stremmingen op te tellen. Wanneer de som groter is dan 17,5 uur (minder dan 99,8% beschikbaarheid op jaarbasis) is een brug onvoldoende beschikbaar. Dit wordt zowel voor stremming voor het wegverkeer als voor het vaarwegverkeer bijgehouden.

2.1.j en 2.1.k: De indicatoren worden beperkt tot de Gouwe. Hiervoor zijn twee redenen. Ten eerste het belang van de vaarweg voor de (beroeps)binnenvaart. Samen met de Schie is de Gouwe de belangrijkste provinciale vaarweg. Ten tweede de beschikbare data, op dit moment is alleen voor de Gouwe geschikte data beschikbaar.
Er wordt gewerkt aan het op hoger niveau brengen van de vaarwegmonitor voor provinciale wegen. Voor de jaren 2013 en 2014 is inmiddels wel van meer vaarwegen data beschikbaar maar het is nu nog te vroeg om deze data te gebruiken voor een indicator. Wel zal bekeken worden of deze data geschikt is om op te nemen in de Staat van Zuid-Holland om zo over de andere provinciale vaarwegen informatie beschikbaar te maken.

Programma 2. Bereikbaar en Verbonden

Doel 2.1 Instandhouding, bereikbaarheid en verkeersveiligheid op orde

Wat mag dat kosten voor het doel?

Exploitatie
(bedragen x €1.000)

Jaarrekening 2015

Begroting 2016 na VJN

Begroting 2017

Raming 2018

Raming 2019

Raming 2020

DOEL 2-1 Instandhouding, bereikbaarheid en verkeersveiligheid op orde

Lasten

232.782

225.092

181.687

197.092

179.990

198.879

Baten

45.844

14.346

10.856

18.007

5.057

3.957

Totaal saldo van baten en lasten

-186.938

-210.747

-170.831

-179.086

-174.933

-194.922

Programmareserves

1%-regeling Kunst

0

0

0

0

0

2014 DP Verb.proc.fin.inz.Mobiliteit

226

0

0

0

0

0

COA P&R knooppunten

0

0

0

0

0

Coolport middelen

1.475

2.014

3.290

0

0

0

Dekking infra projecten < 1 mln DBI

1.964

0

0

0

0

0

Egal.kaplast Kaderbesluit Infra

5.255

0

0

0

0

0

Egal.kaplast nota IWA

1.311

1.224

2.526

7.084

12.798

Egalisatiereserve expl proj PZI

15.481

18.578

1.667

7.974

1.100

0

Fietsprojecten

0

0

0

0

0

Impuls openbaar vervoer

0

0

0

0

0

Mobiliteit

11.411

20.047

23.928

14.377

20.047

Res.doorgeschoven kap.lst.mobiliteit

8.824

0

0

0

0

0

Reserve bereikbaarheid

2.584

5.415

7.100

6.957

0

0

RijnGouwelijn

0

0

0

0

0

+ Bijdrage uit reserve

35.809

38.729

33.328

41.384

22.561

32.845

2014 DP Verb.proc.fin.inz.Mobiliteit

0

0

0

0

0

Coolport middelen

2.300

1.000

0

0

0

0

Egal.kaplast Kaderbesluit Infra

0

0

0

0

0

Egal.kaplast nota IWA

7.963

24.079

23.191

24.400

10.763

13.567

Egalisatieres.beheer & onderhoud DBI

0

5.467

0

15.000

6.000

Egalisatiereserve expl proj PZI

16.445

17.159

10.662

92

5.690

4.760

HOV Net Zuid-Holland Noord

0

0

0

0

0

Impuls openbaar vervoer

0

0

0

0

0

Mobiliteit

11.515

11.515

11.515

11.515

11.515

Res.doorgeschoven kap.lst.mobiliteit

0

0

0

0

0

Reserve bereikbaarheid

37.900

15.658

259

15.427

287

5.887

- Storting in reserve

64.608

69.412

51.095

51.434

43.256

41.730

Resultaat

-215.737

-241.430

-188.597

-189.136

-195.627

-203.807

Toelichting meerjarenraming

De lasten en baten voor het beheer en onderhoud van de bestaande infrastructuur zijn toegelicht in het PZI 2017-2046. De geraamde kasritmes kennen jaarlijkse fluctuaties. Het geraamde kasritme is ten opzichte van het jaar daarvoor in 2018 € 9,3 mln hoger aan lasten en € 7,2 mln aan baten. Voor 2019 is dat € 20,4 mln lager aan lasten en € 8,4 mln aan baten en voor 2020 € 8,2 mln hoger aan lasten en € 1,1 mln aan baten.

De provincie ontvangt vanaf 2016 de rijksbijdrage voor verkeer en vervoer (BDU) via het Provinciefonds. De rijksbijdrage voor verkeer en vervoer wordt gestort in de reserve Mobiliteit. Toelichting over de besteding en ontvangst van de middelen is opgenomen in het bestedingsplan Mobiliteit 2017. De geplande bijdrages uit de reserve aan regionale en provinciale projecten verschillen jaarlijks.Ten opzichte van 2017 is de planning voor 2018 aan lasten € 5,3 mln hoger. Voor 2019 is dat € 13,9 mln lager aan lasten en € 4,4 mln aan baten en voor 2020 € 5,7 mln hoger aan lasten.

Uit de notitie ‘lange termijn inzicht kapitaal- en beheerlasten’ blijken verschillen tussen de bedragen waar in de notitie vanuit is gegaan en het werkelijke effect van het Kaderbesluit 2015. Om de langjarige mobiliteitslasten te egaliseren worden verschillen verrekend met de reserve Bereikbaarheid. In 2017 wordt € 2,2 mln onttrokken en in 2018 wordt € 3,1 mln gestort in de reserve.

Door de afronding van het project Kwaliteitsnet goederenvervoer in 2019 dalen de lasten en de baten met € 1,1 mln.

De kapitaallasten stijgen in de periode 2018 - 2020 met respectievelijk € 6,2 mln; € 14,6 mln en € 6 mln.

Reserves
Onder andere door de wijzigingen in het BBV vinden in de meerjarenbegroting in de reeks 2018-2020 een aantal administratieve mutaties plaats. Een toelichting op de wijzigingen in het BBV is opgenomen in het algemeen deel van de begroting.

Programma 2. Bereikbaar en Verbonden

Doel 2.2 Een adequaat aanbod van openbaar vervoer

Wat willen we bereiken?

Met betrekking tot een adequaat aanbod van openbaar vervoer wordt beoogd het volgende te bereiken:
1.   Goed functionerende dienstverlening OV voor bus, regionaal spoor en waterbus
2.   Infrastructuur openbaar vervoer op orde
3.   Verbeterde kwaliteit openbaar vervoer

Hiertoe zet de provincie in op efficiënt en effectief regionaal openbaar vervoer dat goed aansluit bij de maatschappelijke vraag. Openbaar vervoer is geen doel op zich, maar ondersteunend aan de wens van de reiziger om van A naar B te komen. Openbaar vervoer verbindt plekken die vanuit ruimtelijk-economisch perspectief een verband met elkaar hebben.

Hoogwaardig openbaar vervoer levert een steeds grotere bijdrage aan het economisch vestigingsklimaat in de Zuidelijke Randstad. Ook levert openbaar vervoer een belangrijke bijdrage aan het beheersbaar houden en waar mogelijk reduceren van congestie in het stedelijk netwerk. Daarom werkt de provincie aan een kwaliteitsimpuls voor het openbaar vervoer. Belangrijk element hierin is de ontwikkeling van Randstad-net (R-net) in Zuid-Holland: een hoogwaardig netwerk van bus-, tram-, metro- en treinverbindingen. In het kader van R-net wordt ingezet op de veelgebruikte lijnen, daar waar de maatschappelijke vraag het grootste is.

Openbaar vervoer heeft ook een belangrijke sociale functie en draagt bij aan het vitaal en leefbaar houden van het landelijk gebied. Voor het landelijk gebied is de doelstelling om het openbaar vervoer efficiënter in te richten en beter aan te laten sluiten op de vraag, zodat kwetsbare groepen in de samenleving mobiel kunnen blijven. Bij de voorbereiding van aanbestedingen van OV-concessies wordt expliciet aandacht besteed aan het goed aansluiten van vraag en aanbod.

Trends en ontwikkelingen

Op het gebied van het openbaar vervoer zijn een aantal trends zichtbaar, zowel op internationaal als op nationaal niveau en zowel in stedelijke als in landelijke gebieden.

De Zuid-Hollandse stedelijke agglomeratie is relatief beperkt in omvang. Daarom is het voor het economisch functioneren van belang dat het goed is ingebed in nationale, Europese en wereldwijde netwerken. De trend van globalisering vraagt om hoogwaardige interne en externe verbindingen tussen de centra van onze regio (in het bijzonder Schiphol, Rotterdam The Hague Airport en station Rotterdam Centraal) met de centra van andere binnen- en buitenlandse regio’s.

De demografische opbouw van de samenleving verandert, wat leidt tot een verschuiving in het OV-gebruik. Jongeren trekken vanuit het landelijk gebied naar de stad en keren daarna meestal niet meer terug, waardoor de vergrijzing in het landelijk gebied toeneemt. In het landelijk gebied is daarnaast het autobezit vergeleken met de stedelijke gebieden hoog en de auto wordt het meest gebruikt als vervoermiddel. Mede door deze demografische ontwikkeling en het hoge gebruik van de auto, staat de traditionele invulling van het openbaar vervoer in de landelijke gebieden onder druk. De demografische opbouw van de samenleving verandert, wat leidt tot een verschuiving in het OV-gebruik. Jongeren trekken vanuit het landelijk gebied naar de stad en keren daarna meestal niet meer terug, waardoor de vergrijzing in het landelijk gebied toeneemt. In het landelijk gebied is daarnaast het autobezit vergeleken met de stedelijke gebieden hoog en de auto wordt het meest gebruikt als vervoermiddel. Mede door deze demografische ontwikkeling en het hoge gebruik van de auto, staat de traditionele invulling van het openbaar vervoer in de landelijke gebieden onder druk. Er blijft echter in de landelijke gebieden wel de noodzaak voor passend openbaar vervoer voor mensen die hiervan afhankelijk zijn.

In het stedelijk gebied is de vraag naar vervoer, onder meer door de toegenomen diversiteit in bevolkingsopbouw en een groeiende bevolking, veel gedifferentieerder dan voorheen. Waar voorheen reizigers elke dag vaste verplaatsingen maakten, bestaat een reis tegenwoordig vaak uit meerdere deelbestemmingen en minder vaste patronen. Daarnaast lijkt onder jongeren sprake van een afname van het autogebruik, terwijl het aantal mobiele 65-plussers toeneemt. Ook is gebruik van een auto in stedelijk gebied lastiger dan in landelijke gebied. Dit leidt tot een verschuiving van autogebruik naar openbaar vervoer- en fietsgebruik en tot een toename van het aantal multimodale verplaatsingen. Dit komt overeen met het hoge en toenemende openbaar vervoergebruik in de Zuidelijke Randstad.

Tot slot de constatering dat in het openbaar vervoer vernieuwing en innovatie noodzakelijk zijn om adequaat in te springen op veranderingen in de samenleving. Innovatie is ook een instrument om energietransitie in het openbaar vervoer tot stand te brengen. Zuid-Hollandse universiteiten en kennisinstellingen zijn hierbij al actief. De ambitie van de provincie in dit kader is zero-emissie busvervoer in 2025.. Daarnaast wordt door autofabrikanten volop onderzoek gedaan naar en geëxperimenteerd met de ontwikkeling van autonome voertuigen. De verwachting is dat binnen de komende tien tot vijftien jaar deze technologische ontwikkeling een grote verandering te weeg zal gaan brengen. Niet alleen waar het gaat om het autogebruik, maar ook waar het gaat om de inzet van dergelijke voertuigen in het openbaar vervoer. In het voor- en natransport geldt dit overigens ook voor de elektrische fiets. Het aantal elektrische fietsen neemt jaarlijks toe en deze fiets zorgt ervoor dat de actieradius van fietsers bijna verdubbelt.

Wat gaan we doen om dit doel te bereiken?

Beleidstheorie

Om de doelen te bereiken zet de provincie in op een mix van nauw met elkaar samenhangende instrumenten. Beleidsmatig vormen de Visie Ruimte en Mobiliteit en het Programma Mobiliteit (in combinatie met specifieke uitwerkingen zoals het Tarievenbeleid) de basis voor het provinciaal handelen. Dit beleidskader vormt het vertrekpunt voor het aanbesteden van openbaar vervoer. Daarnaast zet de provincie in op proactief concessiemanagement waar het gaat om de uitvoering van provinciaal openbaar vervoer.

Om ook in de toekomst een openbaar vervoerproduct aan te kunnen bieden dat aansluit bij de vraag van de reiziger is samenwerking met vervoerautoriteiten, gemeenten, reizigersorganisaties, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties van belang. Bij de aanbesteding van nieuwe concessies zal daarom in worden gezet op het gezamenlijk bepalen van de openbaar vervoer ambities in het betreffende gebied. Daarnaast zal continue afstemming met andere vervoerautoriteiten worden gezocht, zodat de reiziger zo weinig mogelijk merkt van concessiegrenzen. In Zuid-Holland gaat het vaak om de samenwerking tussen provincie en de Metropoolregio Rotterdam - Den Haag (MRDH), maar ook samenwerking met de overige vervoerautoriteiten waarmee concessiegrenzen worden gedeeld is relevant. Belangrijk daarbij is ook de aansluiting tussen het regionaal vervoer op het hoofdrailnet.

Bij alles wat de provincie wil bereiken, speelt het gegeven dat de provincie niet altijd direct invloed heeft op het behalen van de genoemde doelstellingen. De provincie stelt de kaders en verleent concessies met daarin een aantal basiseisen binnen die kaders. De vervoerder is verantwoordelijk voor het netwerk en het vervoeren van zoveel mogelijk tevreden reizigers. Verder is voldoende financiering voor het openbaar vervoer uit het Provinciefonds van belang voor het behalen van de doelstellingen

Programma 2. Bereikbaar en Verbonden

Taak 2.2.1 Kaders stellen en de provincie vertegenwoordigen voor regionaal openbaar vervoer

De kaders met betrekking tot het beleid op het gebied van openbaar vervoer zijn geformuleerd in de Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM). De provincie gebruikt de concessies voor het openbaar vervoer per bus, trein en over water om de beleidsambities te realiseren. Dit betekent dat de provincie eisen stelt aan de vervoersbedrijven die het openbaar vervoer willen exploiteren. Deze eisen worden per concessie opgenomen in een Nota van Uitgangspunten dat door Provinciale Staten wordt vastgesteld. Gedeputeerde Staten stellen vervolgens een verder uitgewerkt programma van eisen vast.

De provincie stelt onder andere eisen over R-net corridors, de aansluiting op andere lijnen of vervoersvormen en reizigersinformatie. Met betrekking tot de exploitatie van de verleende concessies hanteert de provincie het principe: laat de markt doen waar de markt goed in is. De vervoerder heeft de beste kennis van de markt en van de exploitatie, want hij zit het dichtst op de klant. De ontwikkelfunctie ligt dus bij de vervoerder. Ondanks dit gegeven blijft de jaarlijkse tarievenvoorstel afhankelijk van de goedkeuring door de provincie als concessieverlener, die daarbij het advies van het reizigersoverleg betrekt. De provincie toetst het tarievenvoorstel aan de hand van het provinciale tarievenkader.

In 2016 hebben de opdrachtgevende partijen voor Personenvervoer over Water een gezamenlijke toekomstvisie opgesteld (deze wordt in december 2016 afgerond). Partijen hebben verkend hoe zij de komende jaren willen samenwerken aan de ontwikkeling van het netwerk, de vormgeving en faciliteiten van haltes, en welke kansen er liggen voor een eventueel gezamenlijk opdrachtgeverschap. In 2017 en 2018 zullen deze onderwerpen nader uitgediept worden. De relatie van het Personenvervoer over Water (openbaar vervoer) met de veren (infra) is een belangrijk aandachtspunt, met name voor het veer Maassluis-Rozenburg dat in 2017 aanbesteed wordt (zie taak 2.1.5). In deze aanbesteding wordt daarom gezocht naar een mogelijkheid om te kunnen anticiperen op ontwikkelingen die kunnen volgen uit de toekomstvisie Personenvervoer over Water.

Programma 2. Bereikbaar en Verbonden

Taak 2.2.2 Aanbesteden en sturen regionale OV-concessies en- contracten

De provincie is opdrachtgever voor het openbaar vervoer binnen de provincie, exclusief het vervoer in de Metropoolregio Rotterdam - Den Haag. In dat kader verleent de provincie OV-concessies. Per december 2018 zal de huidige concessie voor de regio Drechtsteden / Alblasserwaard Vijfheerenlanden expireren. Gezamenlijk met gemeenten en andere regionale belanghebbenden is een interactief proces opgestart ter voorbereiding van de aanbesteding voor de volgende concessieperiode. Bij deze aanbesteding zal worden gezocht naar mogelijkheden om innovaties in het openbaar vervoer, bijvoorbeeld op het vlak van zero-emmissievervoer en kleinschalig vervoer, te introduceren. Ook de verdere uitrol van R-net wordt verkend. In november 2016 zal door Provinciale Staten het beleidskader voor deze aanbesteding worden vastgesteld. De daadwerkelijke aanbestedingsprocedure kan dan vervolgens in 2017 plaatsvinden.

De provincie zet ook in op energietransitie in het openbaar vervoer. In de concessie Hoeksche Waard / Goeree Overflakkee zullen in 2017 de eerste vier waterstofbussen in Zuid-Holland hun intrede doen. Daarnaast zullen in 2017 in de stadsdiensten in Dordrecht en Gorinchem een aantal elektrische bussen worden geïntroduceerd.

In mei 2015 is voor twee jaar de pilot spits- en daldienst van de Waterbus van start gegaan. Naast een spitsversterking op de lijn Dordrecht - Rotterdam, is hiermee in de dalperiode een rechtstreekse verbinding naar Kinderdijk ontstaan. Eind 2016 zal op basis van een evaluatie besloten worden of deze pilot ook na mei 2017 gecontinueerd zal worden. Daarnaast zal in het eerste half jaar van 2017 een proef met een avondboot op de lijnen Dordrecht - Papendrecht en Dordrecht - Zwijndrecht plaatsvinden.

Prestatie-indicatoren (= output- en procesindicatoren)

Omschrijving

Nulmeting

2017

2018

2019

2020

2.2.2.1

Index OV-tarief bus versus index inflatiecijfer

1,14% / 1,25%

OV-tarief <= Inflatie

OV-tarief <= Inflatie

OV-tarief <= Inflatie

OV-tarief <= Inflatie

2.2.2.2

Index OV tarief trein versus index inflatiecijfer

2,08% / 1,25%

OV-tarief <= inflatie

OV-tarief <= inflatie

OV-tarief <= inflatie

OV-tarief <= inflatie

2.2.2.3

Index OV-tarief Waterbus versus index inflatiecijfer

1,14% / 1,25%

OV-tarief <= inflatie

OV-tarief <= inflatie

OV-tarief <= inflatie

OV-tarief <= inflatie

Programma 2. Bereikbaar en Verbonden

Taak 2.2.3 Uitvoeren van projecten / maatregelen voor openbaar vervoer infrastructuur

Naast het beschikbaar stellen van middelen ten behoeve van de exploitatie van het openbaar vervoer zet de provincie middelen in om de infrastructuur ten behoeve van het OV te verbeteren. Deze middelen worden beschikbaar gesteld via het PZI en zijn grotendeels gericht op het verbeteren van de doorstroming ten behoeve van de implementatie van R-Net. Verbetering van de doorstroming maakt frequentieverhoging mogelijk en draagt bij aan de betrouwbaarheid van R-Net. Waar mogelijk wordt daarbij zoveel als mogelijk aangesloten bij de uitvoering van andere infrastructurele projecten.
Met ingang van de nieuwe concessie, in december 2016, zullen de eerste R-net treinen in Nederland gaan rijden op de Treindienst Alphen aan den Rijn - Gouda. Daarnaast zullen in 2017 drie nieuwe R-net buslijnen van start gaan. Het gaat dan om Alphen aan den Rijn - Schiphol, Leiden - Leiderdorp en Gouda - Schoonhoven. Uiteindelijk is het de bedoeling dat in 2028 het totale programma R-Net is geïmplementeerd.

Daarnaast voert de provincie onderzoek uit naar mogelijke uitbreidingen en capaciteitsverbeteringen van R-Net, het Waterbusnetwerk en het spoor. Deze onderzoeken moeten uitwijzen waar kansen liggen om deze netwerken te verbeteren c.q. uit te breiden.

Prestatie-indicatoren (= output- en procesindicatoren)

Omschrijving

Nulmeting

2017

2018

2019

2020

2.2.3.1

Percentage R-net projecten PZI binnen planning

87%

100%

100%

100%

100%

2.2.3.2

Percentage R-net projecten binnen budget

92%

100%

100%

100%

100%

Programma 2. Bereikbaar en Verbonden

Taak 2.2.4 Uitvoeren van projecten / maatregelen ter verbetering van de kwaliteit van het OV

Naast een goed kwantitatief aanbod van het openbaar vervoer is het investeren in de kwaliteit van het openbaar vervoer van belang. Daarom zijn middelen beschikbaar voor het verbeteren van de bereikbaarheid van de grotere OV-haltes (fietsenstallingen en P+R), in combinatie met middelen om de toegankelijkheid van OV-haltes voor reizigers met een beperking te verbeteren. Tenslotte worden provinciale middelen ingezet om de sociale veiligheid in het openbaar vervoer te verbeteren.

De provincie wil de komende jaren onderzoeken op welke wijze de kwaliteit van het openbaar vervoer beter aan kan sluiten bij de wensen van de gebruikers. Dit wordt gedaan door samen met onder meer regio’s, gemeenten, reizigers, bedrijven, scholen en zorginstellingen de vervoersbehoeften te inventariseren  Daarna zullen, indien kansrijk, innovatieve (pilot)projecten worden gestart. Hierbij moet bijvoorbeeld gedacht worden aan pilotprojecten voor kleinschalig vraagafhankelijk (openbaar) vervoer. Ook wordt op dit momenthet R-netconcept verder uitgewerkt door te onderzoeken of de keten op R-nethaltes versterkt kan worden door bijvoorbeeld toepassing van deelfietssystemen, Kiss +Ride en fietskluizen.

Prestatie-indicatoren (= output- en procesindicatoren)

Omschrijving

Nulmeting

2017

2018

2019

2020

2.2.4.1

Capaciteit fietsenstallingen bij OV-haltes

31.370

>=2016

>=2017

>=2018

>=2019

2.2.4.2

Capaciteit P&R-plaatsenbij OV-haltes

3.041

>=2016

>=2017

>=2018

>=2019

Programma 2. Bereikbaar en Verbonden

Doel 2.2 Een adequaat aanbod van openbaar vervoer

Effectindicatoren

Effectindicatoren (= outcome indicatoren)

Omschrijving

Nulmeting

2017

2018

2019

2020

2.2.a

Aantal instappers in de busconcessies

27,9 mln

>=nulmeting

>=nulmeting

>=nulmeting

>=nulmeting

2.2.b

Aantal reizigerskilometers in de busconcessies

277,5 mln

>=nulmeting

>=nulmeting

>=nulmeting

>=nulmeting

2.2.c

Aantal instappers R-net lijnen

1,5 mln

>=2016

>=2017

>=2018

>=2019

2.2.d

Aantal reizigerskilometers R-net lijnen

13,1 mln

>=2016

>=2017

>=2018

>=2019

2.2.e

Aantal instappers spoordiensten

3,0 mln

>=2016

>=2017

>=2018

>=2019

2.2.f

Aantal reizigerskilometers spoordiensten

42,0 mln

>=2016

>=2017

>=2018

>=2019

2.2.g

Aantal instappers Waterbus

1,5 mln

>=2016

>=2017

>=2018

>=2019

2.2.h

Waardering Openbaar Vervoer obv Klantenbarometer

7,5

>= landelijk gemiddelde 2017

>= landelijk gemiddelde 2018

>= landelijk gemiddelde 2019

>= landelijk gemiddelde 2020

2.2.i

Waardering van de sociale veiligheid in het openbaar vervoer obv klantenbarometer

7,0

>= landelijk gemiddelde 2017

>= landelijk gemiddelde 2018

>= landelijk gemiddelde 2019

>= landelijk gemiddelde 2020

2.2.k

Bezettingsgraad fietsenstallingen bij OV-haltes

79,7%

>= nulmeting

>= nulmeting

>= nulmeting

>= nulmeting

2.2.l

Bezettingsgraad P&R-plaatsen bij OV-haltes

86,2%

>= nulmeting

>= nulmeting

>= nulmeting

>= nulmeting

Toelichting effectindicator(en)

2.2.e/f:Voor de spoordiensten zijn vooralsnog alleen het aantal instappers en reizigerskilometers van de MerwedeLingelijn beschikbaar. Met ingang van de nieuwe concessie van de Treindienst Alphen aan den Rijn -Gouda in december 2016 zullen deze gegevens ook voor deze spoordienst aangeleverd worden.

Programma 2. Bereikbaar en Verbonden

Doel 2.2 Een adequaat aanbod van openbaar vervoer

Wat mag dat kosten voor het doel?

Exploitatie
(bedragen x €1.000)

Jaarrekening 2015

Begroting 2016 na VJN

Begroting 2017

Raming 2018

Raming 2019

Raming 2020

DOEL 2-2 Een adequaat aanbod van openbaar vervoer

Lasten

82.306

97.076

93.376

102.819

108.919

105.829

Baten

78.290

75.200

792

792

792

792

Totaal saldo van baten en lasten

-4.016

-21.876

-92.584

-102.027

-108.127

-105.037

Programmareserves

COA P&R knooppunten

0

0

0

0

0

Egalisatiereserve expl proj PZI

38

0

0

0

0

0

HOV Net Zuid-Holland Noord

0

0

0

5.377

0

Impuls openbaar vervoer

0

0

0

0

0

Milieueisen openbaar vervoer

0

0

1.260

0

0

Mobiliteit

4.408

84.552

92.862

92.862

92.862

Reserve bereikbaarheid

500

1.668

1.500

0

0

0

RijnGouwelijn

10.900

0

0

0

0

Spoortunnel Delft

0

0

0

0

0

Stimulering duurzame energie

0

0

0

0

0

+ Bijdrage uit reserve

538

16.976

86.052

94.122

98.239

92.862

Egalisatiereserve expl proj PZI

0

0

0

0

0

Mobiliteit

87.598

83.681

84.192

84.186

84.047

Revolverend Verenfonds

1.300

1.300

1.200

1.200

0

- Storting in reserve

0

88.898

84.981

85.392

85.386

84.047

Resultaat

-3.478

-93.798

-91.513

-93.296

-95.274

-96.222

Toelichting meerjarenraming

De provincie ontvangt vanaf 2016 de rijksbijdrage voor verkeer en vervoer (voormalige BDU) via het Provinciefonds. De rijksbijdrage voor verkeer en vervoer wordt gestort in de reserve Mobiliteit. Toelichting over de besteding en ontvangst van de middelen is opgenomen in het bestedingsplan Mobiliteit 2017. Van de jaarlijks te ontvangen rijksbijdrage is een groot deel bestemd ter dekking van de kosten van de regionale OV-Concessies.

Als voorlopige raming voor ontwikkelingen vanwege o.a. indexeringen is de onttrekking aan de reserve Mobiliteit in 2018 structureel met € 5,8 mln. en incidenteel met € 1,3 mln. verhoogd. Bij het opstellen van de begroting 2018 zal worden bezien of deze voorlopige raming moet worden bijgesteld.

In 2017 is incidenteel voor subsidies onderhoud en vervanging veren € 1,4 mln en voor de brandstofcelbussen 3EMOTION € 4,9 mln beschikbaar.

Aan de gemeente Leiden wordt ter uitvoering van de overeenkomst over het Hov-Net conform de huidige planning in 2019 een subsidie van € 5,4 mln toegekend.

De kapitaallasten stijgen in de periode 2018 - 2020 met respectievelijk € 1,3 mln, € 2 mln en € 2,3 mln.

Met ingang van 2018 wordt het budget voor Openbaar Vervoer structureel verhoogd met € 1,5 mln, zijnde een extra investering in een slimmer, schoner en sterker Zuid-Holland. Dit extra budget geeft de mogelijkheid om, met behoud van lage tarieven, het aanbod van het OV (in tijdstip of frequentie) te behouden of te verbeteren.

Programma 2. Bereikbaar en Verbonden

Middeleninzet

Exploitatie
(bedragen x €1.000)

Begroting 2017

Raming 2018

Raming 2019

Raming 2020

Programma 2 Bereikbaar en Verbonden

Lasten

275.063

299.911

288.909

304.708

Baten

11.648

18.799

5.849

4.749

Totaal saldo van baten en lasten

-263.415

-281.112

-283.060

-299.959

Bijdrage uit reserve

119.380

135.506

120.800

125.707

Storting in reserve

136.075

136.826

128.642

125.777

Resultaat

-280.110

-282.432

-290.901

-300.028

Incidentele baten en lasten
(bedragen x €1.000)

Begroting 2017

Raming 2018

Raming 2019

Raming 2020

Programma 2 Bereikbaar en Verbonden

Lasten

33.265

35.503

5.465

8.248

Baten

9.099

16.250

3.300

2.200

Totaal saldo van baten en lasten

-24.166

-19.253

-2.165

-6.048

Bijdrage uit reserve

111.403

121.699

106.993

111.900

Storting in reserve

28.371

22.524

20.745

23.519

Resultaat

58.866

79.923

84.083

82.333

Opmerking: De incidentele baten en lasten maken onderdeel uit van de totale exploitatie van het programma.  

Programma 2. Bereikbaar en Verbonden

Effectindicatoren