Begroting en verantwoording

5. Middelen

Inleiding

Financiën

Na het verschijnen van de kadernota 2017 hebben zich een beperkt aantal nieuwe ontwikkelingen voorgedaan, hoofdzakelijk in programma middelen (provinciefonds, opcenten) en programma Bereikbaar en Verbonden (kwaliteit openbaar vervoer). Deze leiden per saldo in de periode 2017-2020 tot een voordeel van € 11,5 mln. Dit bedrag wordt toegevoegd aan de algemene reserve, die daardoor in 2020 groeit naar een omvang van € 78,3  mln (waarvan € 30 mln als buffer voor onvoorziene gebeurtenissen. Conform de begrotingssystematiek van de provincie worden overschotten en tekorten op de begroting voor de duur van de meerjarenbegroting verrekend met de algemene reserve). Deze voordelige ontwikkeling geeft ruimte om ambities van het college met een eenmalige, extra middeleninzet te ondersteunen. Hierop wordt nader ingegaan in de paragraaf ‘Extra investeringen in een slimmer, schoner en sterker Zuid-Holland’.

Tegenover het positieve beeld voor de middellange termijn staat het beeld dat de ontwikkeling van de financiële positie van de provincie op langere termijn een aandachtspunt is.
We zien dat aan de lange termijn ontwikkeling van een aantal voor de provincie relevante financiële kengetallen (zoals het structurele saldo en de netto schuldquote).
In welke mate deze ontwikkelingen zich in de toekomst voor zullen doen is sterk afhankelijk van exogene factoren (zoals economische groei) en eigen beleidskeuzes van de provincie.
Voor de kortere termijn kunnen ook beleidskeuzes van een nieuw kabinet (dat aantreedt na de verkiezingen voor de Tweede Kamer in 2017) van invloed zijn op het saldo (via een hogere dan wel lagere uitkering uit het provinciefonds). Nieuwe cao-ontwikkelingen kunnen al in 2017 van invloed op de ontwikkeling van het begrotingssaldo.

Een andere ontwikkeling betreft het Besluit begroten en verantwoorden (BBV). Per 1 januari 2017 wordt het BBV gewijzigd. Rode draad van de wijziging is het versterken van de horizontale sturing en verantwoording door Provinciale Staten (en de Gemeenteraad). De wijzigingen zijn verwerkt in deze begroting. De belangrijkste wijzigingen zijn:

  • het apart presenteren van de overhead
  • verplicht activeren van investeringen met maatschappelijk nut
  • per programmadoel aangeven wat de bijdrage is van verbonden partijen
  • opnemen van zes financiële kengetallen om de financiële positie te duiden.

Naast bovengenoemde externe ontwikkelingen die van invloed zijn op de ontwikkeling van het begrotingssaldo, kan het zo zijn dat het saldo wordt beïnvloed door interne ontwikkelingen. Onderwerpen waarbij dit zich zou kunnen voordoen zijn bijvoorbeeld (aanpassing van) de investeringsagenda en het project Transparante en Open Provincie (TOP). In volgende planning- en controlproducten zal, indien ontwikkelingen zich voordoen, hierop worden ingegaan.

Doelen en taken

Programma 5. Middelen

Doel 5.1 Financieel gezonde huishouding

Wat willen we bereiken?

  • Financieel gezonde huishouding
  • Een belastingdruk voor de burger die past bij het provinciale voorzieningenniveau

De provincie streeft naar een financieel gezonde huishouding. Dit is van belang voor de rechtmatigheid van het provinciale handelen en voor de maatschappelijke legitimiteit van de provincie. De provincie werkt immers direct dan wel indirect (via het Rijk) met belastinggeld van burgers en bedrijven.

Een financieel gezonde huishouding komt in de eerste plaats tot uitdrukking in een sluitende begroting, waarin baten en lasten meerjarig met elkaar in evenwicht zijn. In de tweede plaats moet de provincie beschikken over voldoende weerstandscapaciteit. Deze is nodig om financiële consequenties van (niet-begrote) risico’s op te kunnen vangen.

De provincie streeft naar een belastingdruk die past bij het provinciale voorzieningenniveau. De opcenten op de Motorrijtuigenbelasting is veruit de belangrijkste belastingheffing van de provincie. Provinciale Staten stellen jaarlijks het opcententarief vast. Dit tarief is gebonden aan een wettelijk maximum, dat jaarlijks door het Rijk (op basis van de inflatieontwikkelingen) wordt aangepast. Beleidslijn van het college is om het tarief blijvend te verlagen, zodat de relatieve lastendruk voor inwoners van Zuid-Holland afneemt.

Trends en ontwikkelingen

De belangrijkste inkomstenbron van de provincie bestaat uit belastingen (opcenten Motorrijtuigenbelasting). Naast het door de provincie vastgesteld opcententarief zijn de werkelijke inkomsten uit de opcenten Motorrijtuigenbelasting afhankelijk van externe factoren, zoals de ontwikkeling van het wagenpark in Zuid-Holland. Zie voor een nadere toelichting de paragraaf Lokale Heffingen.

Naast de opcenten vormt de uitkering uit het Provinciefonds het belangrijkste deel van de inkomsten van de provincie. Het Provinciefonds is via het zogeheten accres gekoppeld aan de ontwikkeling van de rijksuitgaven. Verder hebben de onderschrijding van plafond van het BTW compensatiefonds en diverse ontwikkelingen in de verdeelmaatstaven, zoals wijziging van het peiljaar van de eigen inkomsten uit de opcenten Motorrijtuigenbelasting, invloed op de hoogte van de uitkering.

Wat gaan we doen om dit doel te bereiken?

Programma 5. Middelen

Taak 5.1.1 Behoedzaam ramen en adequaat uitvoeren financieel-strategisch beleid

Voor een financieel gezonde huishouding voert de provincie haar financieel-strategisch beleid adequaat uit. Belangrijk onderdeel hiervan is het zogeheten ‘behoedzaam ramen’. Dit houdt in dat baten alleen worden begroot voor zover realisatie ervan zeker is en lasten alleen worden opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat zij zullen optreden.[1]

1   Deze beleidslijn volgt uit het BBV waarin eisen worden gesteld aan de informatievoorziening bij begroting en jaarrekening. Het gaat hierbij met name om eisen met betrekking tot betrouwbaarheid, toerekenbaarheid en voorzichtigheid (zie: 'Begroten en verantwoorden, deel 3: nadere informatie', ministerie van BZK, 2003 - pagina 24).

Door behoedzaam te ramen ontstaat het meest getrouwe beeld van de financiële positie van de provincie. Prioriteiten in het financieel strategisch beleid zijn:

  • goede kwaliteit van de ramingen (uitgedrukt in norm voor budgetuitputting);
  • dekking structurele lasten door structurele baten (ter voorkoming van toekomstige ‘gaten’ op de begroting).

Met betrekking tot het uitvoeren van financieel-strategisch beleid is in het Hoofdlijnenakkoord 2015-2019 het volgende opgenomen:

  • Voor alle begrotingsprogramma's geldt in beginsel dat tegenvallers binnen het eigen doel of programma worden opgevangen.
  • Specifiek voor groen (NNN en UPG) en mobiliteit (infrastructuur en openbaar vervoer) geldt het principe van een ‘gesloten systeem’: meevallers blijven voor betreffende doelen en programma’s beschikbaar. Nadelen worden ook binnen betreffende doelen en programma’s opgevangen.
  • Alle budgetten volgen de nullijn en worden niet voor inflatie gecorrigeerd. Prijsontwikkelingen worden binnen de betreffende doelen en programma’s opgevangen. Als de inflatie (substantieel) hoger wordt dan tot op heden voorzien, wordt dit opgevangen binnen de ontwikkeling van het accres van het Provinciefonds. In alle andere gevallen zal tot een integrale afweging binnen het financieel kader worden overgegaan.
  • Gedurende vier jaar worden alle begrotingsposten getoetst in hoeverre deze posten een wezenlijke bijdrage leveren aan de afspraken uit het Hoofdlijnenakkoord. Budgetten die op basis van deze toetsing vrij kunnen vallen, kunnen in eerste instantie weer binnen betreffend doel / programma worden ingezet en maken anders deel uit van de integrale budgettaire afweging.
  • Daar waar op basis van het Hoofdlijnenakkoord of gedurende de aankomende vier jaar taken worden verminderd of afgebouwd, worden ook de daarmee samenhangende personele inzet en organisatorische kosten afgebouwd. Bij de begroting wordt daar jaarlijks inzicht in gegeven. Budgetten die op basis hiervan vrijvallen, worden in eerste instantie gebruikt om (budgettaire) knelpunten binnen het domein van personeel en organisatie op te lossen en maken anders deel uit van de integrale budgettaire afweging.

[1]    Deze beleidslijn volgt uit het BBV waarin eisen worden gesteld aan de informatievoorziening bij begroting en jaarrekening. Het gaat hierbij met name om eisen met betrekking tot betrouwbaarheid, toerekenbaarheid en voorzichtigheid (zie: 'Begroten en verantwoorden, deel 3: nadere informatie', ministerie van BZK, 2003 - pagina 24).  

Prestatie-indicatoren (= output- en procesindicatoren)

Omschrijving

Nulmeting

2017

2018

2019

2020

5.1.1 1

In de jaarrekening ligt de totale uitputting van de lastenbudgetten na begrotingswijzigingen per programma tussen de 95% en 100%

Jaarrekening 2014
96%

Programma 1

100%

95-100

95-100

95-100

95-100

Programma 2

97%

95-100

95-100

95-100

95-100

Programma 3

83%

95.100

95-100

95-100

95-100

Programma 4

99%

95-100

95-100

95-100

95-100

Programma 5

80%

95-100

95-100

95-100

95-100

5.1.1.2

Percentage structurele lasten dat in de begroting wordt gedekt door structurele baten (duurzaam en reëel begrotingsevenwicht)

Begroting 2015
100

100

100

100

100

Programma 5. Middelen

Taak 5.1.2 Heffen van opcenten motorrijtuigenbelasting

Provinciale Staten stellen jaarlijks het opcententarief vast. De opcenten op de Motorrijtuigenbelasting worden voor 2017-2019 verlaagd van 92 naar 91,4 opcenten. Enerzijds is een verlaging van 0,3 doorgevoerd conform besluit bij de Kadernota. Anderzijds is een verlaging van 0,3 doorgevoerd als extra investering in een slimmer, schoner en sterker Zuid-Holland. Op de opcenten wordt geen inflatiecorrectie toegepast.

Bij het ramen van de inkomsten uit de opcenten op de Motorrijtuigenbelasting wordt rekening gehouden met ontwikkelingen in het wagenpark. Hierbij gaat het zowel om volume (aantallen auto’s en motoren) als gewicht.

Deze variabelen zijn van invloed op de omvang van de inkomsten.
Bij de raming wordt rekening gehouden met een behoedzaamheidsmarge van 1% om beperkte afwijkingen in volume, gewicht, betaalgedrag en dergelijke op te kunnen vangen.

Prestatie-indicatoren (= output- en procesindicatoren)

Omschrijving

Nulmeting

2017

2018

2019

2020

5.1.2.1

Jaarlijks tarief van de opcenten

95 (2015)

91,4

91,4

91,4

91,7

Toelichting prestatie-indicator(en)
Het belastinggebied van de provincies is ten aanzien van algemene belastingen beperkt tot de opcenten op de Motorrijtuigenbelasting en Precariobelasting. De opcenten genereren de grootste opbrengst. Het tarief voor de opcenten wordt door Provinciale Staten vastgesteld. Het tarief mag het wettelijk maximum niet overschrijden. Dit maximum is, via de Septembercirculaire Provinciefonds, voor 2017 vastgesteld op 111.

Bij de behandeling van de Kadernota in de Provinciale Staten vergadering van 29 juni 2016 is besloten voor de periode 2017-2019 het tarief van de provinciale opcenten met 0,3 te verlagen. De inkomsten nemen hierdoor af met € 1 mln per jaar. Daarnaast wordt in de begroting een verlaging van 0,3 doorgevoerd als extra investering in een slimmer, schoner en sterker Zuid-Holland. Ook hierdoor nemen de inkomsten af met € 1 mln per jaar. Het tarief van de opcenten wordt door deze verlagingen 91,4.

Daarnaast is op 5 juli 2016 het wetsvoorstel Wet uitwerking Autobrief IIdoor de Eerste Kamer aangenomen en treedt op 1 januari 2017 in werking. Deze besluitvorming leidt ertoe dat de gewichtsaftrek van 125 kg voor hybride personenauto’s komt te vervallen, Het half-tarief voor deze categorie auto’s blijft wel van kracht. De inkomsten nemen als gevolg hiervan toe met € 1 mln.
Vanwege onzekere factoren zoals economische ontwikkelingen en het betaalgedrag van inwoners is het bij de totstandkoming van de begroting niet nauwkeurig te voorspellen hoe de inkomsten zich zullen gaan ontwikkelen. Bij de behandeling van de Kadernota 2018  zijn nieuwe gegevens over de ontwikkeling van het wagenpark beschikbaar. Dat kan een aanleiding zijn om de prognose op dat moment bij te stellen. In de prognose wordt rekening gehouden met een behoedzaamheidsmarge van 1% ( € 3 mln) ter dekking van tegenvallende opbrengsten.
Dit bedrag is bij de Najaarsnota 2016 incidenteel vrijgevallen vanwege het toegenomen autobezit.
Het is echter nog niet bekend of (en zo ja in welke mate) deze ontwikkeling structureel doorzet. Ingeval van bestendiging van de ingezette groei van het aantal personenauto’s zal bij Voorjaarsnota 2017 / Kadernota 2018 de opbrengstraming naar boven worden bijgesteld.

Programma 5. Middelen

Doel 5.1 Financieel gezonde huishouding

Effectindicatoren

Effectindicatoren (= outcome indicatoren)

Omschrijving

Nulmeting

2017

2018

2019

2020

5.1.a

Weerstandsvermogen (> 2.0)

≥ 2,0

≥ 2,0

≥ 2,0

≥ 2,0

Bijdrage Verbonden partijen
De bijdrage van Delta NV is niet direct te koppelen aan de beleidsdoelen 1 tot en met 4. Daarom is deze verbonden partij opgenomen onder programma 5 Middelen.

De deelname van de provincie Zuid-Holland in de sectorbanken N.V. Bank Nederlandse Gemeenten en Nederlandse Waterschapsbank NV moet er toe bijdragen dat de provincie toegang heeft tot de kapitaal- en geldmarkt. Hierdoor is het mogelijk om, zo nodig, voldoende financieringsmiddelen aan te trekken tegen zo laag mogelijke prijzen.

Programma 5. Middelen

Doel 5.1 Financieel gezonde huishouding

Wat mag dat kosten voor het doel?

Exploitatie
(bedragen x €1.000)

Jaarrekening 2015

Begroting 2016 na VJN

Begroting 2017

Raming 2018

Raming 2019

Raming 2020

DOEL 5-1 Financieel gezonde huishouding

Lasten

37.320

36.436

1.361

2.184

1.990

1.992

Baten

529.035

606.547

562.644

555.077

557.261

557.495

Totaal saldo van baten en lasten

491.716

570.110

561.282

552.892

555.270

555.503

Programmareserves

#Hof van Delfland-Glastuinbouw

0

0

0

0

0

#Ontwikkelingsplan Water

0

0

0

0

0

1%-regeling Kunst

50

0

0

0

0

2014 DP Inzicht en benchmarking

350

0

0

0

0

0

2014 DP Verb.proc.fin.inz.Mobiliteit

0

0

0

0

0

2015 DP Trainees

470

0

0

0

0

Algemene reserve

14.456

56.713

14.680

5.487

17.373

10.635

Collectief particulier opdrachtgever

0

0

0

0

0

Egal.kaplast Nota IWA Bedrijfsvoer.

0

0

0

1.483

109

Frictiekosten algemeen

9.640

279

0

0

0

0

Frictiekosten RUD

0

0

0

0

0

Jonge ambtenaren

366

0

0

0

0

Raingain

31

0

0

0

0

0

Reserve apparaatslasten DLG

2.890

0

3.398

3.398

3.398

3.398

Transitie subsidie

2.144

47

0

0

0

0

Zuidvleugelf./onderdeel Driehoek RZG

137

0

0

0

0

Zwakke schakels

214

0

0

0

0

0

+ Bijdrage uit reserve

29.725

58.061

18.077

8.885

22.253

14.142

2014 DP Inzicht en benchmarking

0

0

0

0

0

2015 DP Trainees

470

0

0

0

0

0

Algemene reserve

1.944

0

4.657

7.060

15.486

21.817

Egal.kaplast Nota IWA Bedrijfsvoer.

142

257

834

358

0

0

Frictiekosten algemeen

2.500

0

0

0

0

0

Jonge ambtenaren

566

0

0

0

0

0

Reserve apparaatslasten DLG

2.708

3.250

3.250

3.250

3.250

3.250

Transitie subsidie

0

0

0

0

0

- Storting in reserve

8.330

3.507

8.741

10.668

18.736

25.067

Resultaat

513.110

624.664

570.618

551.110

558.788

544.577

Toelichting meerjarenraming

Provinciefonds

Algemene uitkering

Op basis van de Meicirculaire 2016 van het Provinciefonds zijn de inkomsten uit het Provinciefonds naar boven bijgesteld:

  • Op basis van de ontwikkelingen tot en met 2017 laat de algemene uitkering een structureel voordeel zien van € 2,1 mln. Dit komt hoofdzakelijk door een positieve ontwikkeling in het accres 2017.
  • Voor het structureel ramen van de inkomsten uit de algemene uitkering van het Provinciefonds gaat de provincie Zuid-Holland altijd uit van de stand van de algemene uitkering van het eerstvolgend begrotingsjaar (in dit geval 2017). Achterliggende reden is dat meerjarige ontwikkelingen in het accres (maar bijvoorbeeld ook in de verrekening van het BTW-compensatiefonds) zeer onzeker zijn. In de raming is er voor de jaren na 2017 alleen rekening gehouden met taakmutaties en de effecten van generieke kortingen van het Rijk.

Deze onzekerheid wordt komende jaren extra gevoed doordat er na de verkiezingen voor de Tweede Kamer in 2017 een nieuw kabinet aantreedt. Enerzijds speelt hier het risico van nieuwe bezuinigingen op het (Gemeente- en) Provinciefonds (direct in de vorm van generieke kortingen en/of indirect via het accres). Anderzijds kunnen extra uitgaven van een nieuw kabinet (via het accres) een positief effect hebben op de algemene uitkering.

Motorrijtuigenbelasting
Het wetsvoorstel Wet uitwerking Autobrief II is op 5 juli 2016 door de Eerste Kamer aangenomen en treedt op 1 januari 2017 in werking. Deze besluitvorming leidt ertoe dat de gewichtsaftrek van 125 kg voor hybride personenauto’s komt te vervallen, het half-tarief blijft wel van kracht. De inkomsten die betrekking hebben op de opcenten op de Motorrijtuigenbelasting nemen daardoor structureel toe met € 1 mln. In de begroting is daarnaast een beperkte verlaging van de Motorrijtuigenbelasting wegens een investering  in een slimmer, schoner en sterker Zuid-Holland verwerkt van structureel € 1 mln.

Programma 5. Middelen

Middeleninzet

Exploitatie
(bedragen x €1.000)

Begroting
2017

Raming
2018

Raming
2019

Raming
2020

Programma 5 Middelen

Lasten

Onvoorzien

500

500

500

500

Algemeen

861

1.684

1.490

1.492

Heffing Vennootschapsbelasting

0

0

0

0

Overhead

84.664

84.381

84.136

83.390

Baten

Algemeen

0

0

0

0

Algemene dekkingsmiddelen

562.644

555.077

557.261

557.495

Overhead

2.085

2.085

2.085

2.085

Totaal saldo van baten en lasten

478.704

470.597

473.219

474.198

Bijdrage uit reserve

18.077

8.885

22.253

14.142

Storting in reserve

8.741

10.668

18.736

25.067

Resultaat

488.040

468.814

476.737

463.273

Overzicht Overhead

Onderwerp

Begroting 2017

Raming 2018

Raming 2019

Raming 2020

Loonsom indirect

44.003.986

43.559.686

43.104.323

43.109.308

Materieel

Facilitaire zaken

11.896.154

12.297.461

13.766.300

13.438.608

Informatisering en Automatisering

12.170.501

12.638.993

11.721.342

12.853.095

Personeel en Organisatie

9.985.790

9.099.016

8.759.046

7.203.046

Overige Overhead

4.521.948

4.700.046

4.700.057

4.700.028

Totaal

82.578.379

82.295.202

82.051.068

81.304.085

Toelichting overzicht overhead
Conform nieuwe regelgeving BBV is ten behoeve van verbetering van het  inzicht in de overhead een apart overzicht opgenomen voor de verwachte kosten van overhead. Hierbij is uitgegaan van de overheaddefinitie: alle kosten die samenhangen met de sturing en ondersteuning van de medewerkers in het primaire proces.

Loonsom indirect: dit betreffen alle lonen van de ondersteunende afdelingen en alle hiërarchische leidinggevenden in het primaire proces. Hier vallen ook de lonen van bestuursadviseurs en bestuursondersteuners onder.

Informatisering en automatisering: alle kosten voor systeem-en netwerkbeheer, werkplekondersteuning, helpdesk, ontwikkeling ICT projectmanagement, technisch applicatiebeheer en functioneel applicatiebeheer.

Facilitaire zaken: dit betreffen onder andere de kosten voor huisvesting, inkoop, mediadiensten, beveiliging, catering secretariaat etc.

Personeel en organisatie: betreffen alle kosten voor HRM advies, organisatieadvies en organisatieontwikkeling, vorming training en opleiding, Arbo, recruitment, HR control etc.

Overige overhead: betreffen onder andere de kosten voor interne en externe communicatie, financieel &juridisch advies, financiële administratie interne controle en algemeen bedrijfsvoering.

Programma 5. Middelen

Effectindicatoren